De federale en Brusselse regeringen bereikten afgelopen vrijdag een akkoord over een extra investering van 279 miljoen euro in Brussel, via het Belirisfonds. Via dat fonds stelt de federale overheid extra geld ter beschikking van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, maar de middelen worden vooral gebruikt door Brusselse burgemeesters voor prestigeprojecten.
N-VA Brussel hekelt de extra budgetten die vrijgemaakt worden. “De federale en Brusselse regering hebben minstens één ding gemeenschappelijk”, stelt Brussels fractievoorzitter Cieltje Van Achter (N-VA). “Het geld is op en in feite moet elke euro twee keer worden omgedraaid. De regering doet echter compleet het omgekeerde.”
Tapijtenhandel
Het Belirisfonds werd oorspronkelijk opgericht om de internationale en hoofdstedelijke rol van Brussel te ondersteunen en moest dienen om o.a. metrolijnen, grote werven en openbare gebouwen te financieren. In de praktijk wordt het fonds echter vooral voor lokale projecten gebruikt. Of, zoals bevoegd PS-minister Karine Lalieux het omschreef: “Ik heb een investeringsenveloppe en ik plezier alle gemeenten, en in het bijzonder natuurlijk de socialistische.”
“Het voorbije jaar gaf minister Gatz in de media al meermaals aan dat hij mijn mening deelt: Belirisgeld moet vooral naar de metro gaan”, aldus Van Achter. “In de pers worden grote beloftes gemaakt, maar in de realiteit gaat de tapijthandel van Belirisprojectjes gewoon door.”
Ontspoorde financiën
De Brusselse schuld zou kunnen oplopen tot meer dan 10 miljard euro, waardoor het Rekenhof zich ernstige zorgen maakt over de houdbaarheid van de financiën van het hele Gewest en de gemeenten afzonderlijk.
Lees ook: