Het is 26 oktober 2002. De bezetting van het Dubrovka-theater in Moskou komt ten einde na de bestorming van het gebouw door Russische speciale eenheden. Tsjetsjeense terroristen hadden het gebouw gedurende vier dagen bezet en hielden meer dan 900 mensen gegijzeld. De gijzelnemers eisten de terugtrekking van Russische troepen uit Tsjetsjenië, een autonomie binnen de Russische republiek en het einde van de tweede Tsjetsjeense oorlog.
In de vroege uren dringt een mysterieuze wolk het gebouw binnen. Eerst dachten de gijzelnemers dat de rook van een brand kwam, maar al snel werd duidelijk dat de rook het gebouw werd binnengepompt. De wolk bestond uit een soort gas dat verdovende eigenschappen heeft. De Tsjetsjeense gijzelnemers begonnen blindelings op de Russische posities te schieten buiten het gebouw. Na zo’n dertig minuten, wanneer veel van de terroristen verdoofd waren door het gas, stormden de speciale eenheden het gebouw binnen. Volgens Russische bronnen werden alle gijzelnemers gedood in de aanval.
Na afloop van de gijzeling werden veel lichamen van de gijzelaars naar buiten gedragen. Journalisten die ter plaatse waren, hadden verwacht veel slachtoffers te zien met schotwonden. Het leek eerder dat de meeste doden gevallen zijn door het gas. Volgens Russische bronnen zijn er bij de volledige aanval 132 gijzelaars gestorven en zo’n 40 gijzelnemers.
