Een nieuw rapport van het International Centre for Counter-Terrorism (ICCT) stelt de veronderstelde link tussen migratie en terrorisme in Europa zwaar ter discussie. Toch schort er volgens Lode Goukens heel wat aan het rapport.
Het rapport van onderzoeker Thomas Renard, die aan het hoofd staat van het ICCT, analyseert de periode 2014-2024 en komt tot een opvallende vaststelling. “Op 8 miljoen asielzoekers tussen 2014 en 2024 pleegden er amper 47 aanslagen”, luidt de kernboodschap. Van de 55 terroristen die 43 jihadistische aanslagen pleegden in Europa, waren slechts 5 (zo’n 9 procent) minder dan een jaar in Europa. De grote meerderheid – 53 procent – was geboren in Europa of verbleef er al meer dan vijf jaar.
Radicalisering als binnenlands probleem
Renard concludeert dat terrorisme in grote mate een binnenlands probleem is. Het merendeel van de immigranten die terroristische aanslagen pleegden, waren immers in Europa geradicaliseerd. In België onderscheidt hij twee groepen: Europeanen die naar Syrië gingen en terugkeerden (zoals Abaaoud en Abrini), en drie aanslagen door migranten van de eerste generatie, waaronder de Tunesiër Lassoued die in 2023 Zweedse voetbalsupporters vermoordde in Brussel.
Het rapport beweert dat de migranten eerder de slachtoffers zijn van terrorisme dan de daders, omdat asielzoekers en vluchtelingen frequent het doelwit zouden zijn van extremistische groepen. Van de 700 personen op de OCAD-lijst waren er amper 77 of 11 procent illegalen, een cijfer dat daalt naar 5 procent in 2024.
Opvallend is dat het rapport, ondanks zijn pro-migratiestelling, toch erkent dat uitzetting prioriteit moet krijgen wanneer er bewijs is van betrokkenheid bij terrorisme.
