In 2015 ontving Duitsland meer dan een miljoen vluchtelingen. “Noodzakelijk voor de economie die kampt met een grote krapte,” verklaarden politici en werkgevers in koor. Een decennium later blijken enkel bedrijven en organisaties die actief zijn in de vluchtelingenindustrie er voordeel uit gehaald te hebben. Jaarlijks draait die sector tot 17 miljard euro omzet. Maar voor de rest van de economie blijkt “Wir schaffen das” een leugen.
Dieter Stein van het conservatieve blad Junge Freiheit krijgt in Vlaanderen weinig aandacht. Onterecht. Het was dan ook een verademing dat het conservatieve tijdschrift TeKos hem recent aan het woord liet. Daarin laat Dieter Stein zijn licht schijnen op de welkomstcultuur die in 2015-2016 onderdeel werd van het Duitse staatsraison. De oorlogen in Syrië, Afghanistan en deels ook in Irak hadden een grote vluchtelingenstroom richting West-Europa op gang gebracht. De Duitse bondskanselier Angela Merkel (CDU) heette die vluchtelingen welkom. De beelden van de treinstations en grensposten in het zuiden van Duitsland die overspoeld werden door gelukzoekers staan nog op het netvlies gebrand. Volgens Merkel zou men deze vluchtelingencrisis wel kunnen oplossen. “Wir schaffen das” werd haar bekendste uitspraak.

Miljardenbusiness
Tien jaar later blijkt dat een mislukking, zo is de conclusie van Dieter Stein. De onveiligheid is toegenomen en de kosten voor de opvang van vluchtelingen bedraagt miljarden euro’s. Het is hier niet de bedoeling een analyse te maken van de politieke impact van de vluchtelingengolf die leidde tot de opkomst van het rechtse Alternative für Deutschland (AfD). Wel nemen we de economische gevolgen onder de loep. De meest voor de hand liggende is een analyse van de kostprijs van de migratiegolf. Elk jaar kost het asielbeleid tot 17 miljard euro aan de Duitse belastingbetaler.
Maar dat gaat breder dan de opvang op zich. Dieter Stein wijst erop dat er zich de voorbije tien jaar in Duitsland een heuse vluchtelingenindustrie heeft ontwikkeld. “Vele bedrijven doen goede zaken dankzij de vele Duitse belastingmiljarden, die uitgegeven worden voor opvang, verzorging, begeleiding enzovoort. En als gevolg daarvan willen die ondernemingen die van de vluchtelingenindustrie leven nog meer vluchtelingen naar Duitsland halen. Dat is hun bedrijfsmodel.”
Er is dus een heuse asielindustrie ontstaan van ondernemingen en organisaties. Je richt een bedrijfje op dat vluchtelingen ‘begeleidt’ richting integratie en klaar is kees. Inkomsten, omzet en winst verzekerd. Maar in de praktijk loopt die integratie niet zoals verhoopt. 44 procent van de zogenaamde asielzoekers uit 2015-2016 ontvangt vandaag nog een uitkering. Dat is pijnlijk voor de aanhangers van de welkomstcultuur. Want dat was een van de boodschappen van Merkel en co: Duitsland kon die vluchtelingen goed gebruiken als werkkrachten. Men had het voor alle duidelijkheid echt niet alleen over ingenieurs, artsen en technici, zoals bepaalde politici vandaag schamper opmerken. Ook laaggeschoolde werkkrachten waren welkom. De krappe Duitse arbeidsmarkt snakte ernaar.
Klassiek gezinspatroon geïmporteerd
Anno 2025 kan men besluiten dat deze economische migratiepolitiek grotendeels een mislukking is. Op basis van één cijfer zou je denken dat de migratiegolf een succes is geworden voor de arbeidsmarkt. En dat de economische utopie waarbij de nieuwkomers grotendeels aan de slag zijn een realiteit is. Want inderdaad: van de mannelijke immigranten is 85 procent aan de slag. Maar daarmee is ook alles gezegd. Bij de vrouwen is en blijft de tewerkstelling ondermaats, namelijk 33 procent. De klassieke gezinspatronen van een moslimsamenleving werden probleemloos naar West-Europa getransponeerd. Het verhaal dat er veel hooggeschoolden direct aan de slag zouden kunnen gaan, bleek ook een leugen.
84 procent van de nieuwkomers was ongeschoold, vandaag is dat nog altijd 69 procent. Ondanks de vele overheidsinspanningen heeft slechts 20 procent van de vluchtelingen een diploma hoger onderwijs. Nochtans heeft Duitsland op zich een relatief efficiënt systeem om laaggeschoolden enige technische kennis bij te brengen en ze aldus voor te bereiden op de arbeidsmarkt. Meer dan bij ons hebben de oosterburen een systeem van duaal leren waarbij je een opleiding (al dan niet via school) koppelt aan werkervaring in een bedrijf. Alleen: dat duaal leren lijkt enkel goed te werken voor mensen van Duitse origine. Nieuwkomers haken verhoudingsgewijs veel sneller af.
In 2025 zitten de adepten van het economische “Wir schaffen das” dus met een kater. Daar komt nog bij dat het arbeidsmarktmodel waarop men dit gebouwd had, niet meer overeind staat. Het aantrekken van goedkopere arbeidskrachten moest de loonkosten en ook de lonen relatief laag houden. Duitsland had sinds bondskanselier Gerhard Schröder (SPD, 1998-2005) immers een beleid gevoerd van loonmatiging – ook voor autochtone Duitsers –, wat de concurrentiekracht van de bedrijven stutte en de Duitse exportindustrie een gigantisch voordeel gaf. Maar ondertussen hebben de oosterburen ook los van het mislukte “Wir schaffen das” deze piste moeten verlaten. Het loonkostenvoordeel is slechts één deel van het economisch succes. Producten leveren van hoge kwaliteit, productiviteit opkrikken, een moderne IT-infrastructuur, minder regelgeving en lagere energieprijzen zijn even belangrijk, zo niet belangrijker geworden.