De Europese Commissie maakte deze week haar cijfers voor innovatie in de Europese Unie bekend. Tegelijk gaf ze per land ook het regionale innovatiescorebord (RIS). Daar blijkt het Vlaamse Gewest één van de weinige regio’s die achteruitboert. Geen van de Belgische gewesten doet het overigens goed. Vooral het aantal hoogtechnologische jobs scoort slechter dan in de buurlanden.
Het Vlaams Gewest blijkt dus niet die zeer innovatieve regio zoals ze zichzelf in overheidscommunicatie van de Vlaamse regering graag bewierookt. Het Brussels Gewest deed het overigens evenmin goed.
Niettemin postte uittredend Brussels minister-president Rudi Vervoort (de PS) een bericht op X waar hij de resultaten van het RIS afschilderde als een Brusselse triomf. Vervoort vergat uiteraard de link naar de rapporten mee te geven. “Brussel bevestigt zijn status als leidende innovatieregio! Ons Gewest blijft aan de top dankzij sterke publieke en private investeringen, voorbeeldige wetenschappelijke samenwerkingen én een eerste plaats voor internationale coproducties”, aldus Vervoort.
“De innovatie is dus te geïnstitutionaliseerd via bureaucratische processen”
De realiteit is helaas helemaal anders. Die top blijkt niet meer dan de lage middelmaat.
“12,6 procentpunten vooruit sinds 2018”
De Europese Commissie schildert de prestaties in de Europese Unie qua innovatie ook af als een succes. “12,6 procentpunten vooruit sinds 2018” klinkt het in het persbericht bij de laatste editie van het European Innovation Scoreboard (EIS) dat op 15 juli verscheen.
Wel geeft de Commissie toe dat er “significante verschuivingen” aan het licht kwamen op nationaal niveau. Dertien lidstaten verbeterden hun score het laatste jaar. Dat is minder dan de helft van de 27 lidstaten. De winnaars bleken dwergstaten zoals Malta (7,6 procentpunten erbij) en Luxemburg (5 procentpunten verbetering).
Dus gaf de EU de voorkeur aan het bespreken van de periode sinds het begin van haar berekeningen. Namelijk vanaf 2018. Niet dat die uitkomst veel rooskleuriger uitdraait: in dat geval ligt de vooruitgang qua innovatie tussen amper 0,9 procentpunten voor Luxemburg en 30 procentpunten voor Estland.
VS en Finland op kop
De Verenigde Staten houden ook dergelijke statistieken bij. Namelijk de US Innovation Scorecard en de Global Innovation Scorecard. Vooral in die laatste beoordelen ze alle landen van de G20, alle individuele EU-lidstaten, alle Amerikaanse staten…
Daarin staat de VS samen met Finland op kop. Gevolgd door Estland, Noorwegen (geen lid van de EU), Zweden, IJsland (geen lid van de EU), het Verenigd Koninkrijk (geen lid van de EU), Canada, Ierland en Nederland. Dat is de toptien. België scoort amper beter dan het EU-gemiddelde, maar staat op die ranglijst wel achter al haar buurlanden.
Hetzelfde resultaat is te zien in het nieuwe scorebord van de Europese Commissie. Zweden staat op kop met 12,9 procentpunten sinds 2018. Wat de uitkomsten betreft lopen de twee scoreborden, de Amerikaanse en de Europese, tamelijk gelijk.
België doet een pak minder dan Nederland
Nu zijn de Europese resultaten voor België en haar deelstaten niet indrukwekkend. België staat nog wel in de groep van sterke innovators op EU-schaal, maar doet met een score van 138,1 een pak minder dan bijvoorbeeld Nederland dat met 145,3 op de derde plaats staat na Zweden (155,5) en Denemarken (152). Zo’n index zegt niet veel, maar met 155 als hoogste en 60 als laagste score is 138,1 nooit een topprestatie.
Wie de regionale verdeling bekijkt in de RIS merkt dat het Vlaams Gewest eigenlijk helemaal niet goed scoort. Vlaanderen staat op de 31ste plaats net na het Brussels Gewest en net boven Nederlands Limburg. Brussel en Vlaanderen zijn dus 30ste en 31ste op 38 als leidende innoverende regio’s geoormerkte bestuursentiteiten. Boven Vlaanderen staan historisch arme perifere regio’s.
De Europese Commissie had nog een derde scorebord. De eco-innovatie-index. Daar staan enkel EU-lidstaten op. België staat laatste van de middenmoot tussen een resem arme landen.
Zorgbarende evoluties
Wie in detail kijkt, merkt enkele zorgbarende evoluties. Zowel in de EIS als de RIS scoren België en haar gewesten bijzonder slecht op “sales of new-to-market and new-to-firm innovations” en op “high-tech imports from outside the EU”. Dat is het verkopen van innovatieve producten of diensten en het invoeren van hoogtechnologische uitrustingen van buiten de EU.
België blijkt ook een ondermaatse presteerder qua niet-O&O-investeringen in innovatie. Dat wil zeggen dat overheid en bedrijven wel investeren in onderzoek en ontwikkeling (O&O of R&D), maar niet in andere vormen van innovatie. De innovatie is dus te geïnstitutionaliseerd via bureaucratische processen en fiscale systemen.
Verder zeer opvallend is het feit dat België een veel lager aandeel qua tewerkstelling in “high and medium hightech manufacturing” heeft dan het EU-gemiddelde. Dat wil zeggen dat hoogtechnologische productiejobs of zelfs de iets minder hoogtechnologische productiejobs in de industrie beneden het EU-gemiddelde liggen.
Niet moeilijk te begrijpen als ik schat 60-70% van alle doctoraatstudenten buitenlanders zijn. Die leren geen Nederlands omdat Vlamingen graag een andere taal spreken en komen niet op voor het Nederlands. We subsidiëren dus kennis voor het buitenland.
Men is fier op IMEC hėt onderzoekscentrum voor elektronica maar er wordt meer gespioneerd door Chinese medewerkers dan dat er Spin offs uit ontstaan.