Het Gewestelijk Expresnet rond Brussel (GEN) zorgt ervoor dat Brussel uit zijn voegen treedt. Bovendien is het een verdoken bijkomende transfer van middelen. Het ‘voorstadsnet’ met veredelde tramstellen, in de communicatie letterlijk “jouw sluipweg in en rond de stad”, is niet louter een project van miljarden euro’s om pendelaars een vlottere reis naar de hoofdstad te gunnen.
Het doel van het Gewestelijk Expresnet (GEN) is om het openbaar vervoer in een straal van 30 kilometer rond de hoofdstad te verbeteren. Volgens Infrabel worden er extra sporen aangelegd om de grote spoorlijnen rond Brussel. De stopplaatsen en stations op de hoofdassen worden bovendien gemoderniseerd. Via de S-treinen worden er door het GEN meer haltes rond Brussel, maar ook rond Antwerpen en Gent bediend. En niet in het minst Charleroi en Luik. Vooral de Luikse agglomeratie werd hier “goed bediend” door de (her)opening van nieuwe stations als Flémalle-Haute, Ougrée, Seraing en Chaudfontaine. Ook de stations Liège-Palais en Liège-Jonfosse werden in die context herdoopt naar Liège-Saint-Lambert en Liège -Carré.
(Lees verder onder de afbeelding.)

Vooral naar Brussel
Dat is punt één. Maar in de praktijk wordt er via de financiering van het GEN vooral geld gestopt in punt twee. “De opening van nieuwe stopplaatsen in de Brusselse regio: Brussel-West, Simonis, Thurn & Taxis, Mouterij, Arcaden (op 100 meter van het reeds bestaande station van Watermaal), Diesdelle en Anderlecht”, reageert Pieter De Spiegeleer (Vlaams Belang). Daarnaast werden er ook zware investeringen uitgevoerd, voornamelijk in reeds bestaande stations en haltes. Zo werd bijvoorbeeld Moensberg een honderdtal meters verhuisd. Een nieuwe verbinding tussen Brussel-Schuman en de spoorlijn Halle-Vilvoorde moet de mobiliteit rond de Europese wijk in Brussel verbeteren. Het overgrote deel van het GEN-geld wordt dus in Brussel gestopt.
Intussen zijn spoorlijnen Brussel-Halle (L96), Brussel-Denderleeuw (L50A) en Brussel-Leuven (L36) afgewerkt. De werken op de lijnen Brussel-Nijvel (L124) en Brussel-Ottignies (L161) zijn bezig en ook ter hoogte van Mechelen worden nog extra sporen aangelegd.
Financiering
In 2001 sloten de federale overheid en de drie gewesten een samenwerkingsakkoord over het Gewestelijk expresnet. Toen werd er gesproken over 1,6 miljard euro, volgens de laatste cijfers van het Rekenhof (2017) gaat het intussen om 2,2 miljard euro. Volgens toenmalige schattingen van Infrabel ontbrak er zo’n 800 miljoen euro in het GEN-fonds om alle projecten te finaliseren.
Volgens datzelfde samenwerkingsakkoord moet 60 procent van de spoorweginvesteringen die de Staat financiert worden toegewezen aan het grondgebied van het Vlaams Gewest. 40 procent moet naar het Waals Gewest gaan. Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en ‘bepaalde spoorwegprojecten’ worden niet meegenomen. Daardoor valt het Gewestelijk Expresnet niet onder die regelgeving.
Verbrusseling
Kamerlid Pieter De Spiegeleer (VB) ziet twee problemen met het Gewestelijk Expresnet. “Ten eerste is het een megalomaan, buitensporig belgicistisch project dat het Brussels Gesest overbedient”, aldus De Spiegeleer. “Ten tweede werkt dit de verbrusseling alleen maar in de hand, al zijn er daar natuurlijk ook andere oorzaken van.”
Extra treinen van en naar de hoofdstad voor pendelaars zijn een goede zaak. “De tijd van de systematische sardienblikjes is op de meeste (!) lijnen voorbij”, vertelt hij. “Al stellen we vast dat er tussen Brussel en Antwerpen, en verder naar de Kempen toch nog vaak problemen zijn, zeker als er treinen afgeschaft worden, maar die problematiek staat in principe los van het GEN natuurlijk.”
“Maar het GEN zelf wordt onverholen een Brussels voorstadnetwerk genoemd. Een voorstadsnet naar het model van de Parijse RER, dat loopt tot onder meer Zottegem, Geraardsbergen, Dendermonde, …” Volgens De Spiegeleer zijn “verfransing en vervreemding” daarvan mede “een logisch gevolg”. “Als ik buiten de spitsuren de trein richting bv. Zottegem of Aalst neem, spreekt geen tien procent van de inzittenden Nederlands.”
Het Vlaams Belang-Kamerlid oordeelt dat het Gewestelijk Expresnet bovendien niet aansluit bij de noden van de moderne pendelaar. “Langs de ene kant worden er primaire stationsfuncties als loketten, toiletten, … op die spoorlijnen gesloten, de aanleg van verhoogde perrons uitgesteld, langs de andere kant rijzen haltes en stations binnen bet Brussels Gewest uit de grond.