Mag je zomaar alles schrijven, zelfs als je daarmee schade berokkent? Of staan pogingen om hieraan paal en perk te stellen net op gelijke voet met censuur van (veelal ‘dwarse’ of ‘alternatieve’) media? Anno 2025 lijken debatten over vrije meningsuiting en de persvrijheid relevanter dan ooit. Bovenstaande vragen hadden zo uit een recente krantenkolom kunnen komen, maar ze werden al in 1954 gesteld in een zaak die het land beroerde. Verrassend of niet, het toen nog jonge satirische weekblad ’t Pallieterke speelde de hoofdrol.
’t Pallieterke werd enkele weken na het einde van de Tweede Wereldoorlog opgericht door journalist Bruno De Winter die voordien actief was als columnist bij het katholieke Het Handelsblad. De Winter wilde zijn populaire ‘Kleine Kronijk’, ondertekend met ‘’t Pallieterke’, omvormen tot een weekblad, maar kreeg hiervoor geen steun van zijn bazen bij Het Handelsblad.
Drama
Hoewel hij een tijdje het werk van ‘t Pallieterke en dat van Het Handelsblad combineerde, kondigde De Winter, niet vies van een beetje drama, zijn ontslag op 15 februari 1946 aan in zijn column, zonder zijn oversten van tevoren in te lichten. Dat blijkt onder meer uit een aangetekende brief van de raad van beheer van de krant, waarin de beheerders aangeven “met groote verbazing” de Kleine Kronijk gelezen te hebben, “geen enkel bericht noch opzegging” ontvangen te hebben en “de op zijn minst ‘Pallietersche wijze’ waarop uw heengaan plaats vond” te betreuren.
Desalniettemin werd De Winter bedankt voor zijn “talrijke diensten” en “jarenlange toewijding”. Dat De Winter zich miskend voelde en dat het diep zat, blijkt uit zijn antwoord op de aangetekende brief: “Zeer tot mijn spijt kan ik evenwel niet wederkeerig met een gelijkaardige academische formuul eindigen. Ik heb helaas den Beheerraad van Het Handelsblad voor niets te danken.”
“Voor De Winter voelde de uitspraak aan als een morele overwinning”
Het moge duidelijk zijn: De Winter was niet op zijn mond gevallen. ’t Pallieterke was in die jaren synoniem met zijn bezieler en het DNA van het weekblad was in die jaren ietwat anders dan nu: satirischer, minder uitgesproken Vlaams-nationalistisch en non-conformistisch.
Kwibus en schoft
Een thema dat herhaaldelijk terugkwam, was wat door ’t Pallieterke en De Winter als de ‘excessen van de repressie’ beschouwd werden. Op 31 december 1953, in een passage over mogelijke Antwerpse socialistische verkiezingskandidaten in de rubriek ‘God schept de dagen’, liet De Winter zich stevig gaan. Kop van jut was socialistisch gemeenteraadslid, advocaat en – belangrijk in dit geval – substituut-krijgsauditeur Willy Clijmans.
Zo viel te lezen dat Clijmans zich “tijdens de repressie heeft doen kennen als een van de meest gewetenloze schoften die Onze Lieve Heer ooit schiep”, “eigenlijk een kapitalist is in de betekenis die de domste der socialisten aan dat woord geven” en “een kwibus” was. Enkele weken later, op 15 januari 1954, viel een dagvaarding in de brievenbus van De Winter. Hij werd door Clijmans aangeklaagd wegens belediging, laster en eerroof. De socialistische politicus eiste een geldelijke schadevergoeding en eerherstel.
Veel aandacht in de vaderlandse pers
De kwestie kreeg heel wat aandacht in de vaderlandse pers tot ver buiten Antwerpen. Niet alleen in Vlaanderen, maar ook in Franstalig België. ’t Pallieterke was in die jaren behoorlijk populair en dankzij zijn ‘dissidente’ positie bood het voor heel wat Franstalige persmedia een boeiende inkijk in wat in Vlaanderen leefde.
“’t Pallieterke was in die jaren synoniem met zijn bezieler”
Hoewel sommige kranten droogjes berichtten over de zaak, liepen de oordelen op krantenredacties vaak langs ideologische breuklijnen. Zo merkten katholieke bladen zoals Het Handelsblad en Het Nieuwsblad – met de Koningskwestie nog vers in het geheugen – op dat Leopold III heel wat grovere verwensingen naar het hoofd geslingerd had gekregen.
Morele overwinning?
De Winter werd eind mei 1954 veroordeeld tot 5.000 frank schadevergoeding en een bekendmaking van de uitspraak in drie bladen, naar keuze van Clijmans. De aanklager had aanvankelijk 100.000 frank geëist (over te maken aan het ‘Peterschap der Kinderen van Gefusilleerden’), maar zijn advocaat gaf tijdens het proces te kennen dat een symbolische frank evengoed kon volstaan. Het was hem naar eigen zeggen vooral om eerherstel te doen.
Voor De Winter voelde de uitspraak desalniettemin aan als een morele overwinning: 100.000 frank werd 5.000 frank, publicatie in vijf bladen werd bekendmaking in drie bladen. Dat was althans hoe hij het relaas in de daaropvolgende uitgave van ’t Pallieterke presenteerde in zijn editoriaal, getiteld ‘De ere-substituut-krijgsauditeur te velde is geen gewetenloze schoft’. De Winter werd immers verplicht zelf een rechtzetting te publiceren.
“Een van de meest gewetenloze schoften die Onze Lieve Heer ooit schiep”
Die rechtzetting gebeurde vanzelfsprekend met het nodige gevoel voor humor. “Of hij dan geen ‘gewetenloze schoft’ is zoals ik in een kwade bui schreef?”, schrijft De Winter op 3 juni 1954. “Neen, niet in de betekenis die men doorgaans aan deze woorden geeft en die trouwens een zekere ‘envergure’ veronderstellen. Napoleon, Hitler en zo waren gewetenloze schoften en het was dom van mij zoiets te willen toepassen op Willy Clijmans die er niet eens ‘le physique de l’emploi’ voor heeft en eerder tot de kategorie der charmeurs dient gerekend te worden.” Ook de daaropvolgende weken bleef Clijmans nog vaak kop van jut in de krantenkolommen van ’t Pallieterke, maar hij werd geen schoft meer genoemd.