Vrijdag 10 oktober treedt de beruchte EU-verordening ‘2024/900 betreffende transparantie en gerichte politieke reclame’ in werking. De officiële bedoeling is desinformatie en beïnvloeding van verkiezingen van buitenaf tegen te gaan. Iedereen weet echter wat de echte reden achter die verordening is: radicaal-rechtse partijen, die in de traditionele media zo goed als niet aan bod komen, de pas af te snijden op de sociale media.
In eigen land is het Vlaams Belang de kampioen wat betreft de uitgaven aan politieke reclame op de sociale media. De reden hiervoor is eenvoudig: de partij wordt in de traditionele media slechts sporadisch aan het woord gelaten, en dan vaak nog half verdraaid of met wat vijandige duiding erbij.
Op de sociale media slaagt de partij er wel in haar kiezers ongefilterd te bereiken, overigens met succes. Ook de PVDA maakt vlijtig gebruik van zulke politieke reclame, maar in mindere mate. De communisten hebben minder geld en komen ook vaker aan bod in de traditionele media, soms zelfs als ‘juristen’ of ‘activisten’ waarvan de media dan de PVDA-signatuur ‘vergeten’ te vermelden.

Links tandengeknars
Het tandengeknars over de manier waarop het Vlaams Belang het cordon médiatique via de sociale media weet te omzeilen, houdt al een aantal jaren aan. Wat misschien nog het meest steekt, is dat het electorale succes van de partij ook voor een rijkelijke dotatie zorgt, waardoor ze over nog meer geld beschikt om haar boodschap via die sociale media te verspreiden.
Daarom werd in België reeds geopperd om beperkingen op te leggen aan die partijdotatie, bijvoorbeeld door een absoluut plafond in te voeren voor uitgaven aan internetreclame.
Ook elders
Hetzelfde ‘probleem’ stelt zich ook in andere landen, al is het tandengeknars daar misschien niet even luid. Politieke partijen zijn daar niet op dezelfde manier gebonden aan hun partijdotatie. In de meeste landen is het mediatieke landschap trouwens veel diverser dan in België, met grote rechtse kranten die geen cordon médiatique toepassen, en dus ook al eens een radicaal rechtse partij aan het woord laten.
De EU zou echter de EU niet zijn als ze niet zou willen proberen om een of andere vorm van censuur tegen radicaal rechtse partijen in te voeren. Vandaar dus EU-verordening 2024/900, zogezegd voor meer transparantie rond politieke reclame. Een mens vraagt zich af wat erop tegen zou zijn om eenzelfde transparantie eisen voor commerciële reclame, maar soit. En zoals altijd: wie kan er nu tegen zijn dat de EU politieke beïnvloeding van verkiezingen van buitenaf tegen wil gaan, nu ja, tenzij het de EU zelf is die in een ander land ‘democratische basisprincipes’ zoals verregaande LGTBQ-rechten of vrije abortus wil gaan promoten.
Google en Meta willen niet mee
We kunnen niet zeggen dat we EU-verordening 2024/900 helemaal hebben doorgelezen, maar dat hoeft ook niet om te begrijpen waarom Google en Meta redelijk snel aankondigden dat ze de handdoek in de ring gooien en binnen de EU van geen politieke reclame meer willen weten. Let wel: op zich legt de EU-verordening geen expliciet verbod op, behalve voor politieke reclame van buiten de EU in de laatste drie maanden voor een verkiezing of referendum. Maar de verordening telt wel 44 pagina’s die bol staan van de regeltjes die handenvol geld kosten om ze in te bouwen in een platform als Facebook of Instagram.
Tegelijkertijd heb je geen enkele zekerheid dat de verordening in heel de EU op dezelfde wijze toegepast zal worden, of welke invulling ieder land aan die verordening zal geven. Een bedrijf als Meta heeft dan geen andere keuze dan het zekere voor het onzekere te nemen en niet alleen politieke reclame van politici en politieke partijen te weigeren, maar ook betaalde berichten met een maatschappelijke relevantie van ngo’s, bedrijven of zelfs nieuwsdiensten.
Juridische willekeur
Er is waarschijnlijk geen enkele rechtbank die er graten in zal zien dat een ngo feitelijk politieke reclame maakt voor een links standpunt, zoals over het klimaat of Gaza, onder het mom van fondsenwerving, zonder aan de strikte regeltjes rond transparantie en registratie van de EU-verordening te voldoen. Maar o wee als pakweg een Dries Van Langenhove 100 euro gebruikt om een van zijn berichten te promoten, zonder zich bijvoorbeeld eerst te registreren in het juiste Europese register of zonder vrij te geven – we citeren – “aan welk verkiezings-, referendum-, wetgevings- of regelgevingsproces het is gekoppeld”. We denken dat de rechtbank van Gent nu al klaar zit om dat varkentje nog eens goed te wassen!
Dat de maatregel van Meta zo breed treft, is trouwens op zich een interessante vaststelling. Het Vlaams Belang is inderdaad de kampioen van de politieke reclame op de sociale media, als we alleen naar de politieke partijen kijken. Maar hoeveel feitelijke politieke reclame in dienst van linkse partijen zoals Groen en Vooruit wordt er nog op ons afgestuurd, niet alleen door ngo’s, maar ook door commerciële en overheidsbedrijven die voor hernieuwbare energie of zogezegd ethische beleggingen pleiten?
Het is trouwens nog een open vraag of de verordening veel verschil zal maken. Partijen mogen nog altijd, enfin voorlopig toch, zoals tevoren berichten plaatsen. Maar in plaats van geld te besteden aan de promotie ervan, zullen ze nu misschien meer geld besteden aan de vormgeving van die berichten, zodat ze vaker spontaan geliked en gedeeld worden. We zijn nu al benieuwd welke verordening de EU zal uitdokteren om daar dan iets aan te doen.
Meer over sociale media