In de 27 lidstaten van de Europese Unie hebben vorig jaar 267.360 asielzoekers een vorm van bescherming gekregen. Dat zijn er 5 procent minder dan in 2020 (281.055 erkende asielzoekers). Dat meldt de Europese statistiekdienst Eurostat woensdag. Ook in 2018 en 2019 was er een gelijkaardige daling.
Mensen uit Syrië vormen de grootste groep asielzoekers die bescherming toegekend kregen in een van de lidstaten. Het gaat daarbij om 69.140 personen. Op de tweede plek komen de Afghanen, die met 53.605 waren. Op de derde plek staat Venezuela, met 14.590 mensen. De Irakese vluchtelingen die bescherming kregen waren in 2021 met 12.960.
De helft van de 267.360 asielzoekers kreeg een erkenning als vluchteling en zowat 30 procent kreeg subsidiaire bescherming. Voor de resterende 19 procent is sprake van een humanitaire bescherming of regularisatie: het gaat bijvoorbeeld om mensen die een verblijfsvergunning krijgen maar die niet in aanmerking komen voor een andere vorm van erkenning. Duitsland nam een derde van alle vluchtelingen die een vorm van bescherming kregen voor haar rekening. Frankrijk nam 17 procent op, Italië 12 procent.
Enorme stijging Afghaanse minderjarigen
Voorts waren er volgens de statistiekdienst 23.255 asielaanvragen van mensen die beschouwd werden als niet-begeleide minderjarigen, een pak meer dan in 2020, toen het er 13.550 waren. Er is sprake van een stijging met 72 procent, vooral door een grotere instroom uit Afghanistan. België neemt 10 procent van deze aanvragen voor zijn rekening.
In maart publiceerde Eurostat reeds cijfers over de asielaanvragen in 2021. Vorig jaar hebben 535.000 mensen voor het eerst internationale bescherming aangevraagd in de Europese Unie. Dat is een stijging van 28 procent tegenover het jaar voordien. Dat valt echter te nuanceren, omdat het internationaal verkeer en dus ook de vluchtelingenstroom lang stil lagen door de coronacrisis.
