Nu Boris Johnson heeft aangekondigd af te treden als Conservatief partijleider en premier, is het interessant om stil te staan bij zijn politieke erfenis. Johnson zal de geschiedenis ingaan met de geslaagde Brexit, maar ook door schandalen en zijn uiteindelijke aftreden. Maar wat heeft deze excentrieke premier uiteindelijk kunnen bereiken?
Johnson begon zijn carrière als journalist. Later raakte hij verkozen in het Brits parlement voor de Conservatieven. In 2008 won hij de verkiezingen van Ken Livingston en werd hij burgemeester van Londen. Met die functie vergaarde hij internationale bekendheid. Het was onder zijn bewind dat de Olympische Spelen in Londen plaatsvonden. Johnson zette het systeem van publiek te huren fietsen op poten en deed veel voor het openbaar vervoer. Hij scoorde goed rond criminaliteit en economie. Zijn populariteit was hoog, maar peilingen en bevragingen toonden aan dat het eerder om zijn persoon ging dan om zijn beleid.
In 2015 keerde hij terug naar het parlement. Al snel kwamen er speculaties dat hij David Cameron wilde vervangen als leider van de Conservatieve Partij en zelf eerste minister wou worden. Toen kwam de ‘Vote Leave-campagne, die het Verenigd Koninkrijk uit de EU wilde. Johnson steunde de Brexit volop. Hij noemde de waarschuwingen hiertegen “zwaar overdreven”. Uiteindelijk kozen de Britten om de Brexit door te laten gaan.
Johnson stond er goed voor, maar stelde zich geen kandidaat voor het voorzitterschap van de Conservatieven. Theresa May nam die rol op zich en benoemde hem tot minister van Buitenlandse zaken. Die functie stelde niet enorm veel voor; ze was immers wat uitgekleed door de ministers van Brexit en van Internationale Betrekkingen. Johnson zou vooral in het buitenland zitten en minder gevaarlijk zijn in eigen land. In die rol trapte hij geregeld op zere tenen. Ook hier kon men hem niet betrappen op al te zware inhoudelijke overtuigingen. Behalve één: De Brexit liep niet goed, en daarom stapte hij op. Johnson werd backbencher. Hij schreef opnieuw stukken voor de krant en nam er de falende onderhandelingen met de EU stevig op de korrel.
Brexit
In 2019 moest May opstappen en deze keer wilde hij wel de Conservatieve leider worden. Hij won overtuigend. De regering viel echter, rond, alweer, de Brexit. In de daaropvolgende verkiezingen won hij met een ongeziene overmacht. Het was een absolute politieke aardverschuiving. De Brexit werd een feit. Daarna ging het echter in een sneltempo achteruit voor Johnson. Rory Cranstoun, journalist en columnist bij de rechtse Britse politieke podcast lotuseaters.com, wijst erop dat een deel van de politieke rechterzijde niet zo dol was op Johnson.” Door zijn vele leugens leek hij een typische politicus. Hij slaagde er in om de Brexit te voltooien, maar de dieperliggende problemen bleven voortwoekeren.”
Johnson kreeg een enorm mandaat van de kiezer maar “hij kreeg migratie niet onder controle, nochtans was dit net een van de belangrijkste redenen aan de basis van de Brexit. Het is op dat vlak nu zelfs erger”. Op de vraag waar hij dan wel voor stond, klinkt het aarzelend. “Oorspronkelijk leek hij te gaan voor ‘one nation toryism’, waarbij een zekere ethiek en soevereinisme zouden heersen, maar al snel kwam er Covid en men koos niet voor de traditionele Engelse ethos, maar voor verregaande overheidsinterventie. In strijd met wat de Common Law voorschrijft.” Cranstoun vermoedt dat er economisch zware tijden aanbreken, onder meer als het gevolg van het beleid rond Covid. Paradoxaal genoeg zal een collectieve verarming in de kaart spelen van Labour en zal men waarschijnlijk nog meer kijken naar de overheid.
Teleurstelling
Wanneer we vragen naar andere beleidslijnen, blijkt dat ook op het vlak van de culture wars de Conservatieven tekortschoten. Volgens Cranstoun mag je hen zelfs ‘Blairites’ noemen. “Ze volgen de neoliberale, globalistische ideologie. Als de conservatieven spreken over gelijkheid is het moeilijk om het verschil te horen met een linksliberaal”, hekelt hij. “Op sociale mediaprofielen maken ze even enthousiast gebruik van de pride vlag als gelijk welke progressief. Dat is niet echt wat het volk wil.” Een mogelijke reden voor dit gedrag is het belang van de civil service, de ambtenarij, die veel macht heeft de een eigen politieke overtuiging uitdraagt. “De Conservatieve partij heeft daar niet of toch veel te weinig ingegrepen.”
Op rechts leeft er dan ook toch wel wat teleurstelling over de partij. Bovendien wordt de partijtop sterk gedomineerd door “carrièrepolitici die naar elitescholen zijn geweest en een ons-kent-ons wereldje vormen. Een buitenstaander zoals Rishi Sunak komt dan weer uit de financiële wereld, bij de hefboomfondsen.” Jonhson leek dus een thema te hebben, en daar succesvol in te zijn, maar over al de rest lijkt werkelijk iedereen toch wel teleurgesteld. Naast zijn eigenzinnige relatie met de waarheid valt toch vooral een zekere leemte rond beleid en inhoud op.