Het Kasteel van Oppem (ook: Kasteel de Grunne) is een kasteel in de Vlaams-Brabantse gemeente Wezembeek-Oppem, gelegen aan de Raymond Hernalsteenstraat 2-4. In Wezenbeek wordt het kasteel verbonden aan het overlijden van Albert I.
In volksverhalen wordt – zonder bewijs uiteraard – gesteld dat Albert overleed in dat kasteel. Mythe of waarheid? Zeker is dat er een link is tussen dat kasteel, de bewoners en de monarchie.
Klooster
In 1487 werd daar een beggardenklooster opgericht. De Beggarden waren afkomstig van het klooster Mariadal te Hoegaarden. In 1635 werd het klooster door oorlogsgeweld vernield. Daarna werd het klooster weer opgebouwd en uitgebreid. In 1797 werd het klooster opgeheven en werden de bezittingen verbeurd verklaard en openbaar verkocht. Uiteindelijk kwam het complex in handen van een particulier, Jean-Baptiste Massaux, die notaris was. De kapel en een vleugel werden gesloopt en een andere vleugel werd omgebouwd tot een maison de campagne (buitenhuis).
In 1839 werd het domein aangekocht door Engelbert Lauwers. Deze liet een park van 4,5 ha aanleggen en verplaatste het buitenhuis van de kloostervleugel naar de pachthoeve. In 1874 kwam het domein aan brouwer André De Boeck die het verblijf aanzienlijk liet verfraaien, onder meer door het aanbrengen van neobarok stucwerk. In 1895 werd het domein aangekocht door graaf François de Hemricourt de Grunne.
François de Hemricourt de Grunne (Brussel, 19 februari 1850 – Denée, 10 oktober 1926), generaal, vleugeladjudant van de koningen Leopold II en Albert I, werd na de dood van zijn vrouw (Madeleine de Montalambert) in 1920 benedictijn in de abdij van Maredsous onder de naam van Dom Dominique. Het echtpaar had negen kinderen. Een van de zonen is Xavier de Hemricourt de Grunne (Rixensart, 11 juni 1894 – Gross Strehlitz, 4 juli 1944), senator, burgemeester van Wezembeek-Oppem (1920-1926).
Krijgsgevangene
De Grunne werd in de eerste dagen van de Eerste Wereldoorlog, in augustus 1914, zwaar gekwetst en krijgsgevangen genomen. Hij bleef vier jaar in gevangenschap. Hij werd na de oorlog docent sociologie en ook ontdekkingsreiziger in equatoriaal Afrika (beklimming van de Ruwenzori). Als volleerd bergbeklimmer oefende hij vaak met koning Albert I en leidde de opzoekingen bij Marche-les-Dames tijdens de nacht van zijn dodelijk ongeval. Dat kan de oorsprong zijn van de voksvertellingen over het kasteel.
Xavier werd tot senator voor Rex verkozen maar keerde zich al in 1936 van deze partij af. Tijdens de Tweede Wereldoorlog behoorde hij tot het Verzet, met een eigen beweging, La Phalange, en vervolgens binnen het Geheim Leger. Hij werd opgepakt en kwam om het leven in een Duits concentratiekamp.
Door het pushen van het Algemeen enkelvoudig stemrecht en steun voor de Vlaamse grieven, werd koning Albert als een renegaat beschouwd in extreme (Franstalige) milieus. Toevallig zeker dat hij verongelukte in Wallonië (Marche-les-Dames) op een toevallig geïsoleerde plek. Zou de koning, sporter met ervaring, de risico’s op mogelijke fatale afloop kennende, zich op die geïsoleerde en gevaarlijke locatie wagen, zonder bijstand, om op eigen houtje rotsen te beklimmen? Hoeveel en welke personen, in zijn entourage, waren op de hoogte van zijn uitstap naar Marche-les-Dames? Werden dezen allemaal doorgelicht op hun politieke achtergronden, private activiteiten, gerechtelijke antecedenten en verhoord?