De snelrechtprocedure, oorspronkelijk ingevoerd bij de wet van 28 maart 2000, kende sinds haar ontstaan veel kritiek en werd na het arrest van het Grondwettelijk Hof van 28 maart 2002 nagenoeg verlaten. Een eerste substantiële hervorming kwam er pas met de wet van 18 januari 2024. Deze hervorming poogde tegemoet te komen aan eerdere bezwaren, onder andere door het verlengen van termijnen en het versterken van de rechten van de verdediging.
Desondanks stelde het College van procureurs-generaal in omzendbrief COL 05/2024 dat de toepassing van deze hervormde snelrechtprocedure problematisch blijft. De procedure is omslachtig, te afhankelijk van het akkoord van de verdachte en ongeschikt voor complexere dossiers. Dit leidde tot het wetsvoorstel van 11 maart 2025, ingediend door drie N-VA-parlementsleden, met als doel de snelrechtprocedure efficiënter en toegankelijker te maken.
Kernwijzigingen van het wetsvoorstel
1. Afschaffing van het akkooord van de verdachte
Het meest ingrijpende voorstel betreft het schrappen van de verplichte instemming van de verdachte en diens advocaat voor de toepassing van de snelrechtprocedure. In de praktijk zorgt dit akkoord vaak voor vertraging, doordat verdachten strategisch kiezen voor het klassieke traject, in de hoop dat extra onderzoek in hun voordeel uitvalt. Door deze voorwaarde af te schaffen, wordt het parket terug achter het stuur gezet. Indien er geen instemming is, geldt voortaan een langere termijn voor verschijning (tussen twee en zes weken) om de verdediging de kans te geven zich voor te bereiden.
2. Schorsing van termijnen bij bijkomende procedures
Wanneer de inverdenkinggestelde of burgerlijke partij bijkomende onderzoeksdaden vordert, of wanneer de rechter een hersteltraject oplegt (art. 190sexies Sv.), wordt de snelrechtprocedure tijdelijk geschorst. Hiermee wordt vermeden dat zulke verzoeken automatisch leiden tot het stopzetten van de procedure en een terugval naar de klassieke rechtsgang.
3. Behandeling van verstekzaken
Het voorstel maakt het mogelijk om de snelrechtprocedure na een tijdig ingesteld verzet te hervatten, in plaats van automatisch over te gaan naar het klassieke traject.
4. Nieuwe onderzoeksrechter bij heropening onderzoek
Indien het parket tijdens de snelrechtprocedure alsnog een gerechtelijk onderzoek wil openen, wordt de zaak verplicht toegewezen aan een andere onderzoeksrechter dan degene die eerder het aanhoudingsbevel uitvaardigde. Deze wijziging wordt wettelijk verankerd in artikel 216sexies van het Wetboek van Strafvordering, met het oog op het waarborgen van de onpartijdigheid van de onderzoeksrechter.
Mogelijke verbeteringen
Wat betreft de behandeling van verstekzaken, laat de wetgever volgens ons een kans liggen. De wetgever zou er beter voor opteren de mogelijkheid om verstek te laten gaan door de verdachte uit te sluiten wanneer hij op de zitting wordt vertegenwoordigd door zijn advocaat. Het systeem zou zo moeten zijn dat enkel beklaagden die geen kennis kregen van de dagvaarding verzet kunnen aantekenen tegen een verstekvonnis.
De Belgische regeling is momenteel veel te soepel omdat ook beklaagden die kennis hebben van de dagvaarding verstek kunnen laten gaan. Buiten een geval van overmacht zou een contradictoir proces dus ook zonder de verdachte tot stand moeten kunnen komen, mits zijn advocaat het woord heeft kunnen voeren. Mogelijk wordt deze omvorming van het wetsvoorstel tijdens de komende parlementaire debatten in de vorm van amendementen gegoten.
Bovendien zou er, naar analogie met de evaluatieverplichting opgenomen in artikel 91 van de wet van 18 januari 2024, in het wetsvoorstel moeten worden opgenomen dat de snelrechtprocedure binnen een periode van twee jaar aan een grondige evaluatie zal worden onderworpen. Zo zal er rekening kunnen worden gehouden met de praktijkervaring van de actoren op het terrein.
Motieven achter de hervorming
De voorgestelde aanpassingen beogen een efficiëntere justitiële afhandeling van eenvoudige en duidelijke strafzaken, waarbij het gerechtelijk onderzoek grotendeels overbodig is. De hervormingen willen een antwoord bieden op de kritiek van het College van procureurs-generaal over de rigide en omslachtige aard van de bestaande procedure. In lijn met buitenlandse modellen, zoals het Nederlandse snelrecht, wordt gestreefd naar een versnelde en doeltreffende procedure die niet langer afhankelijk is van de medewerking van de verdachte.
Aansluiting bij de juridische praktijk
De filosofie achter het wetsvoorstel sluit aan bij de opvattingen van de Amerikaanse rechtsgeleerde Duncan Kennedy, die in ‘The Critique of Adjudication’ waarschuwt voor wetgeving die geen rekening houdt met de praktische ervaringen van de rechterlijke macht. Dergelijke wetgeving is niet alleen inefficiënt, maar verliest ook normatieve legitimiteit.
In die zin getuigt het wetsvoorstel van een bewuste keuze van de indieners om aansluiting te zoeken bij de juridische praktijk, hetgeen op zich prijzenswaardig is. Het was namelijk de afwezigheid van overleg met actoren op het terrein die de eerste wet van 28 maart 2000 evenals de eerst make-over van 18 januari 2024 de das omdeed.
Of deze hervormingen ook in de praktijk zullen standhouden, zal moeten blijken uit de concrete toepassing van de nieuwe regeling. Indien zich alsnog structurele problemen voordoen, zal het aan de wetgever zijn om, rekening houdend met de opmerkingen gemaakt door de actoren op het terrein, de nodige correcties aan te brengen.
Gevaar van rechtsmisbruik
Juristen waarschuwen alvast voor het risico op misbruik van de voorlopige hechtenis als instrument om de snelrechtprocedure te activeren. Indien een verdachte lange tijd in vrijheid werd gelaten tijdens het onderzoek, lijkt het weinig verdedigbaar om vlak voor de afronding ervan alsnog een aanhoudingsbevel te vorderen, louter met het oog op toepassing van de snelrechtprocedure. Een dergelijke praktijk zou indruisen tegen artikel 16 VHW en vormt een reëel risico op rechtsmisbruik.
Patrick Herbots en Miet Driessen, advocaten
Wat baten kaars en bril als de politieke smurfen niet zien wil.
Het opengrenzenbeleid heeft niet alleen een tsunami aan criminaliteit opgeleverd maar bovendien het gerechtelijk en penitentiair apparaat totaal ontwricht. Momenteel is er een chronisch gebrek aan detentiecentra.
Hetgeen resulteert in cosmetica vonnissen, eufemisme voor fakestraffen. Het laatste fantasme in de rij: “U bent schuldig bevonden maar wordt niet gestraft”. Resultaat complete chaos gevoed vanuit de Wetstraat en doodgezwegen door de subsidieerde regeringsmedia die verzuimt de oorzaken bloot te leggen.
Hoe het tij keren? Beginnen met het vervangen van ons ondemocratisch en inefficiënt kiessysteem. Alternatief: de kiezer moet nationaal, regionaal en lokaal de verantwoordelijken rechtstreeks verkiezen. Een meerderheidskiessysteem invoeren om werkbare meerderheden regeringen en besturen te ondersteunen.
Een gat in de markt. Waarop wachten de oppositiepartijen?
Het gesjoemel dat er toe strekt bedrogtechnieken te gebruiken om politieke Waalse partijen te bevoordelen in zetelaantallen, ten nadele van het Vlaams electoraat, moet afgeschaft worden. In de plaats: Eenzelfde quotiënt om de 150 Kamerzetels te verdelen in gans België. Een man een stem principe. Stop de discriminatie van de Vlaamse stemmen.