Tachtig jaar! Wie had dat ooit durven bevroeden? Dat het schepselke dat ik als een klein, onooglijk gazetteken in de wereld schopte – een blaadje van een hond met een hoed op, zoals ik het toen noemde – nog steeds in de krantenkiosk zou liggen, terwijl zoveel andere al dood en vergeten zijn. De Volksgazet, waar we toen zoveel lol mee hadden, is ter ziele. De Standaard is meer prentjesboek dan gazet geworden. De Vooruit heeft haar naam en haar principes verkocht. Thans was de uitspraak der deskundigen formeel: dit krantje is een rioolkrantje.
Maar mijn Pallieterke – dat door de jaren heen van hand tot hand is gegaan, van die redacteur naar de anderen, de een al wat méér begenadigd met gal en venijn dan de andere – het houdt nog altijd stand. ’t Houdt stand in een wereld waar niemand meer leest, waar iedereen op zijn smartphones zit te turen naar beeldekens en berichtjes van anderhalve regel. Waar TikTok en De Morgen beiden om ter snelste proberen te bewijzen dat ze even oppervlakkig kunnen zijn.
De waarheid heeft een lange adem; dat is wat mijn Pallieterke bewijst. Daar waar honderden, duizenden anderen het moesten opgeven, daar waar de subsidiekraan slechts stroomt naar hen die de macht behagen, daar ben ik fier dat mijn vod het heeft volgehouden. Dat door de tijd en doorheen de regimes, van repressie tot CVP-staat, van socialistische bemoeizucht tot liberale onverschilligheid, van Vlaams protest tot postmodern gezwets, mijn Pallieterke altijd zijn eigen stem heeft behouden. Het was niet altijd de stem die ik zou hebben gekozen – ik had soms wel eens uit mijn graf willen kruipen om wat oorvegen uit te delen aan sommige opvolgers -, maar ’t was tenminste een stem die niet nakauwde wat de machthebbers voorzegden.
Mijn liefste wensen voor je verjaardag, mijn Pallieterke? Niet, zoals de pasters zouden zeggen, nog eens tachtig jaar, want de gedrukte pers zal de volgende tachtig jaren niet halen, tenzij de Chinezen toch het internet platgooien. Maar wel dat gij uw eigenaardigheid, uw onvervaarde Vlaamsgezindheid, uw rebelse aard en uw schop-onder-’t-gat-mentaliteit tot de laatste dag bewaart. Want wees maar zeker: als de laatste gazet op de laatste dag verschijnt, dan zal er nog altijd iemand nood hebben aan een blad dat de waarheid vertelt, zonder te buigen voor de janklavers en femelaars die dan aan de macht zullen zijn. En dat blad, dat zijt gij.
Dat ze u niet braaf maken. Dat ze u niet doen buigen en knielen. Dat het spottend lachen en schalkse moppen uw handelsmerk blijven, te midden van die cultuur-van-gekwetsten die zelfs niet meer durven lachen zonder eerst links en rechts te kijken wie er zou kunnen luisteren. En dat ge nooit de baard van de keizer spaart, of hij nu Alexander De Croo heet of een of anderen volgenden praatbarakker.
Ik zal u iets bekennen, Pallieterke. Ik startte ook met mijn eigen gazetteke om geld te verdienen, curieus, hé? Maar als tachtig jaren mij iets geleerd hebben, dan is het dit: dat geld minder waard is dan de vrijheid om te mogen zeggen waar het op staat. Die vrijheid hebt gij altijd veroverd, soms door scha en schande, maar steeds met opgeheven hoofd en met onverminderde kwinkslagen.
Proficiat, mijn oud gazetteke. Ik ben fier op al degenen die u door de tijden heen gedragen hebben. Ik weet dat ook zij, als zij mij hierboven zouden tegenkomen, mij een knipoog en een schouderklopke zouden geven.
En nog een allerlaatste ding zou ik willen zeggen – en nu zien ze mij hierboven een beetje vreemd aan omdat ik sentimenteel word -, maar wat dondert het: merci, Pallieterke, dat gij mij nog altijd doet voortleven door uw pagina’s. Merci dat gij mij nooit vergeten zijt.