In 1972 vond in Frankrijk een referendum plaats over onder meer de uitbreiding van de Europese Economische Gemeenschap (EEG), de voorloper van de Europese Unie (EU), met vier nieuwe lidstaten. 68,3 procent van de Fransen antwoordde positief op de vraag of het Verenigd Koninkrijk, Denemarken, Ierland en Noorwegen konden toetreden. Het zou meteen de laatste keer zijn dat de bevolking van een lidstaat zich rechtstreeks zou mogen uitspreken over de toetreding van nieuwe lidstaten.
Het niet-bindende referendum over het Associatieverdrag tussen Oekraïne en de EU dat Nederland in 2016 organiseerde, komt nog het dichtst in de buurt van het Franse referendum uit 1972. 61 procent van de Nederlanders stemde toen tégen de goedkeuring van het Associatieverdrag. De tegenstanders vreesden onder meer dat het verdrag een opstapje zou zijn naar de toetreding van Oekraïne tot de EU.
Momenteel is het de Europese Raad die een toetredingsaanvraag formeel moet goedkeuren. Dat gebeurt in samenspraak met de Europese Commissie en met instemming van het Europees Parlement. Daarna moet elke EU-lidstaat afzonderlijk het toetredingsverdrag ratificeren, al dan niet in de nationale parlementen. Maar de burgers worden op geen enkel moment rechtstreeks geraadpleegd. Nochtans zijn zij de eersten die worden geconfronteerd met de culturele en economische gevolgen van een uitbreiding, zoals de instroom van goedkope arbeidskrachten uit Oost-Europa. Daarom zou het een goede zaak zijn als inwoners van EU-landen zich steeds in referenda kunnen uitspreken over de toetreding van nieuwe lidstaten.
Democratisch deficit
Door het vrij verkeer van personen krijgen inwoners van nieuwe EU-lidstaten, al dan niet na een overgangsperiode, het recht om zonder visum te reizen naar andere EU-landen en zich te vestigen in een ander EU-land om te werken, te studeren of een bedrijf op te starten. Hebben we echt nood aan nog meer laaggeschoolde arbeidskrachten uit pakweg Moldavië, dat sinds 2022 kandidaat-lid is? Via asielmigratie en gezinshereniging komen al heel wat laagopgeleide migranten naar België. Na tien jaar is hoogstens de helft van hen aan het werk. Aan onbenut arbeidspotentieel hebben we dus geen gebrek.
Dan is er nog Turkije, dat in 1999 het statuut van kandidaat-lidstaat kreeg. De kans dat EU-onderdanen in een referendum het licht op groen zouden zetten voor de toetreding van het islamitische land, is bijzonder klein. Dat beseffen ook onze politici. In 2005 durfden ze het niet aan om een referendum te organiseren over de Europese Grondwet, omdat Vlaams Belang van de toetreding van Turkije de inzet wilde maken. Ze kozen er dan maar voor om de Europese Grondwet te laten goedkeuren door de vele parlementen die dit land rijk is. Hoeft het dan te verbazen dat haar onderdanen de EU ondemocratisch vinden en eurokritische partijen de wind in de zeilen hebben?