Het is 17 november 1989. Studenten en intellectuelen protesteren in de hoofdstad Praag tegen het communistische regime. De studenten protesteerden eerst tegen de brutale onderdrukking van een eerdere betoging, maar het werd al snel een bredere oproep voor politieke hervormingen en het einde van het autoritaire communistische regime.
De protesten werden sterker en breidden zich uit naar andere delen van het land. Wat de Fluwelen Revolutie bijzonder maakte, was het vreedzame karakter van de opstand. Ondanks de enorme druk van de staat, die eerst gewelddadig reageerde, bleef het protest gestaag doorgaan. Door de massale steun van de bevolking kreeg de beweging steeds meer kracht. De kracht van de vreedzame betogingen dwong de communistische leiders tot onderhandelingen.
Op 10 december 1989 werd de Tsjechoslowaakse president Gustáv Husák gedwongen om de politiek te veranderen, wat leidde tot het einde van het communistische regime. Een nieuwe, democratisch gekozen regering werd gevormd, en in 1990 werden vrije verkiezingen gehouden. De revolutie stond voor het einde van 40 jaar communistische heerschappij in Tsjechoslowakije en inspireerde andere landen in Midden- en Oost-Europa die ook uit het communistische systeem wilden breken. De Fluwelen Revolutie kan gezien worden als een van de meest vreedzame overgangen van communisme naar democratie in de 20ste eeuw.
