Joseph (Jo) Julien Marie Ignace baron van der Elst (Elsene, 9 september 1896 – Oostkerke, 20 februari 1971) was een Belgisch diplomaat, kunstverzamelaar en auteur.
Hij en zijn echtgenote beschikten in Brugge over een woning waar diverse royals over de vloer kwamen. Volgens prins Karel betaalde de baron in de jaren zestig ook de facturen van prinses Paola. In een nieuw boek gaan we dieper in op die interessante verhouding.
Diplomatieke dienst
Van der Elst was lid van de familie Van der Elst en een zoon van Léon baron van der Elst (1856-1933) en jkvr. Marie van Vessem (1866-1960), lid van de familie Van Vessem. Hij was in diplomatieke dienst van het koninkrijk België en werkte onder meer in Washington, Wenen, San Francisco, Lissabon en Rome. Hij trouwde met de Amerikaanse Allison Campbell-Roebling (1907-2000) met wie hij vijf kinderen had.
Van der Elst was een kunstverzamelaar. Zijn verzameling bestond voornamelijk uit Vlaamse Primitieven, waaronder Portret van een man van Hans Memling en werk van Jheronimus Bosch, de Meester van de Legende van de heilige Lucia, de Meester van de Legende van de Heilige Catharina, de Meester van de Tiburtijnse Sibylle en de Meester van Frankfurt. Na zijn dood ging de verzameling naar zijn jongste zoon, François van der Elst in Genève. In 2001 werd een deel van de verzameling Van der Elst geveild bij veilinghuis Sotheby’s in Londen en in 2002 eveneens bij Sotheby’s in New York. Van der Elst was de auteur van The Flemish Masters en The last flowering of the Middle Ages (1944).
Vader Léon
Léon Georges Joseph Marie Philomène baron van der Elst (Brussel, 6 januari 1856 – Elsene, 23 mei 1933) was een Belgisch hoger ambtenaar en ambassadeur.
Léon was een zoon van François Zénon Julien Emile van der Elst en van Barbe Henriette Marie t’Kint de Roodenbeke. Hij trouwde in 1892 in het Nederlandse Rijsenburg met jonkvrouw Marie van Vessem (1866-1960), lid van de familie Van Vessem. Uit dit huwelijk werden vier kinderen geboren, onder wie dus Jo.
Na een rechtenstudie in Leuven, afgerond in 1878, werd Van der Elst advocaat bij Maurice Despret. Vanaf 1884 koos hij voor een carrière in de ambtenarij. Hij werkte eerst als attaché op het kabinet van minister van Landbouw, Industrie en Openbare Werken Alphonse de Moreau en was vanaf 1886 bureauchef in het ministerie. In 1889 werd hij afdelingschef op het ministerie van Binnenlandse Zaken en kabinetschef van minister Jules de Burlet. In 1892 bekwam hij de graad van directeur.
Burlet nam Van der Elst in 1895 mee naar Buitenlandse Zaken, waar hij naast kabinetschef ook deel was van de administratie. In dat jaar stuurde koning Leopold II hem naar Duitsland met de opdracht de Chinese mandarijn Li Hongzhang naar België te halen. Doordat dit lukte, haalde een Belgisch-Frans consortium de spoorwegconcessie Peking-Hankou binnen. Van der Elst werd in 1897 directeur-generaal en in 1905 in opvolging van Auguste Lambermont secretaris-generaal. Als intimus van de koning werd Van der Elst door de ministerraad gekozen om in 1907 de overdracht van de Onafhankelijke Congostaat te gaan onderhandelen aan de Franse Azuurkust.
Nadien werd Van der Elst een van de dichtste adviseurs van koning Albert. Tijdens de Eerste Wereldoorlog volgde hij de regering naar Le Havre en was hij onder minister Eugène Beyens invloedrijk. Beyens’ opvolger Charles de Broqueville schoof Van der Elst in 1917 aan de kant en maakte hem buitengewoon gezant en gevolmachtigd minister van België in Madrid. Hij vroeg en kreeg in 1919 zijn terbeschikkingstelling en nam in 1922 ontslag uit zijn resterende functies.
Was Frans van der Elst, medestichter van de Volksunie, een lid van deze familie ?