Vorige week verscheen een opmerkelijk stuk in De Standaard, handelend over de Vlaamse Volksbeweging. Titel: ‘Hoe de Vlaamse Volksbeweging wegkwijnt in de schaduw van de N-VA’. Auteur van het artikel: Bart Brinckman.
De Vlaamse Volksbeweging heeft een rijke geschiedenis. Opgericht in 1956, kende de vereniging heel wat succes met onder meer de organisatie van de Marsen op Brussel. Maar de waarheid gebiedt ons ook te schrijven dat de VVB hoogte- en dieptepunten gekend heeft. Wilfried Martens begon er zijn politieke loopbaan. En zoals dat bij elke vereniging gaat, hangt veel samen met de dynamiek van de voorzitter en zijn bestuur. Weinigen zullen zich nog voormalig voorzitter Jaak Van Waeg herinneren, een goed mens en overtuigd Vlaming, maar hij was niet de meest wervende voorzitter. Op het einde van zijn voorzitterschap in 1988 werd hij opgevolgd door het duo Peter De Roover en Jan Jambon. Die waren uit onvrede uit de VUJO gestapt en maakten de overstap naar de VVB. Zij zorgden voor een nieuwe dynamiek.
De doodsteek van corona
De nieuwe dynamiek die De Roover en Jambon brachten, deed de Vlaamse Volksbeweging opnieuw groeien, zowel in ledenaantal als in relevantie. Het was de tijd dat de VVB nog regelmatig eens een vrije tribune kreeg in een of andere krant. Jan Jambon verliet de VVB in 2006, De Roover volgde jaren later in 2014. Samen kozen zij voor de N-VA. Het verdere verhaal kent u.
Als politiek-neutrale vereniging bleef de VVB schipperen tussen de N-VA en het VB. Beide partijen bleven achter de schermen pogingen ondernemen om hun mannetje te plaatsen in het hoofdbestuur. Dat leidde in het verleden regelmatig tot interne spanningen. Het waren vooral die interne ruzies die de vereniging pijn deden. Voeg daarbij een opvallend personeelsverloop op het secretariaat, wat een standvastige werking bemoeilijkte.
Inzake personeel viste men bovendien in dezelfde kring van Vlaamsgezinde mensen. En ja, een aantal van hen verkoos om voor een Vlaamse partij te werken. Niet onlogisch, want de financiële voorwaarden én doorgroeimogelijkheden die de VVB kan bieden, zijn niet te vergelijken met de gunstigere voorwaarden bij de N-VA of het VB. En tot slot was er de coronacrisis. Dat mag ondertussen drie jaar geleden zijn, maar de realiteit is dat heel veel verenigingen het nog steeds moeilijk hebben.
Diversiteit
Niettemin waait er een nieuwe wind in de gelederen van de VVB, hoofdzakelijk te danken aan de nieuwe, jeugdige voorzitter Michael Discart. Dankzij hem lanceert de VVB opnieuw concrete acties (zie het artikel hiernaast) en haalt ze opnieuw de media. Er worden weer afdelingen opgericht. Tegelijkertijd dreigt de VVB haar Vlaamse subsidies te verliezen.
Dat heeft in hoofdzaak twee redenen. Door het personeelsverloop én corona werd het subsidiedossier onvoldoende opgevolgd. Men komt dus in een negatieve spiraal terecht: terwijl enerzijds het aantal vaste medewerkers moest afgebouwd worden, moest er anderzijds een extra administratieve inspanning gedaan worden om de subsidies te behouden.
Tweede oorzaak: de werking van de VVB voldoet niet aan het decreet op het vlak van ‘diversiteit’ en ‘inclusiviteit’. Vrij vertaald betekenen die twee begrippen dat de VVB te weinig inspeelt op samenwerking met allochtonen.
Iftar
Men moet dus meer allochtonen betrekken en de werking moet multicultureel worden. Dat is gemakkelijker gezegd dan gedaan. En samenwerken met Catalanen en Schotten telt niet mee. Zelfs aandacht besteden aan de onafhankelijkheidsstrijd van de Koerden, wordt niet als ‘divers’ beschouwd.
Wat men – Caroline Gennez dus – in feite verlangt, is dat de VVB meer iftarmaaltijden zou organiseren en dat er op het secretariaat iemand komt werken met een hoofddoekje op. Naast de VVB dreigen ook Cultuurlab Vlaanderen (het vroegere Rodenbachfonds), Cultuursmakers (het vroegere vtbKultuur) en het Vlaamse Kruis hun subsidies te verliezen. Als dat inderdaad gaat gebeuren, is dat een schande voor het Vlaamse cultuurbeleid. Ik ben benieuwd of de N-VA-ministers in de Vlaamse Regering zo in de geschiedenisboeken willen eindigen…






