Het is precies twee decennia geleden dat cineast Theo van Gogh door een moslimfundamentalist werd afgeslacht. Hij ontpopte zich gedurende zijn leven tot veruit de felste opiniemaker van Nederland. Al te vaak bestond over hem bij zijn critici een te eenzijdig beeld.
Dinsdagochtend, 07.30 uur, 2 november 2004. In de Linnaeusstraat te Amsterdam-Oost doorzeeft Mohammed Bouyeri met minstens vijf kogels het lichaam van Theo van Gogh. Nadat hij diens keel oversnijdt, plant de toen 27-jarige islamist nog een mes in het hart van de filmregisseur. Bouyeri – later ook nog veroordeeld als bendeleider van de terroristische Hofstadgroep – zit een levenslange celstraf uit. Een veroordeling waarbij levenslang, naar alle waarschijnlijkheid, ook letterlijk levenslang zal blijken.
Antisemitisch zwijn
Tegenstanders beklaagden zich er reeds voor de moord over dat Theo van Gogh in feite niks bijdroeg aan het maatschappelijke debat. “Als mens vind ik hem inslecht. Een beest, een door haat vervuld mens”, aldus journaliste Barbara Plugge van roddelblad Privé in 2000 (de regisseur zou over Plugge een satirisch stukje schrijven, waarin hij beweerde dat Plugge een buitenlands kind wilde adopteren maar hier van afzag omdat de tandjes van de baby in kwestie niet recht stonden). De populaire Joodse opiniemaker Leon de Winter sprak dan weer over “de eeuwige antisemiet, een varken” (van Gogh beweerde dat de Winter stukjes prikkeldraad van concentratiekampen verzamelt). Alles draaide bij van Gogh om pure provocatie, goedkope polemiek en ongefundeerde haat tegen de islam en multiculturele samenleving, zo viel bij zijn opponenten steevast te horen. Het was een kritiek die twee jaar voordien al luidkeels had geklonken, toen de flamboyante Pim Fortuyn werd vermoord.
Nu kan inderdaad de vraag worden gesteld welke dienst iemand bewijst aan het vrije woord, wanneer hij bijvoorbeeld vulgair spreekt over “de fanclub van die rotte vis van Nazareth dan wel de geitenneukers van Allah” (sic). Van Gogh zei openlijk dat hij voor geen enkele religie respect koesterde. Vooral de islam, die hij als de grootste bedreiging van het moderne Westen zag, moest het hierbij ontgelden. Toch was de telg uit een welgesteld Wassenaars gezin niet origineel voor wat betreft zijn religiekritiek. Grote Nederlandse schrijvers als Gerard Reve en Willem Frederik Hermans gingen hem voor. Kan de hedendaagse cabaretier Hans Teeuwen nog het best vergeleken worden met Reve – gezien zijn ironie, waar net als bij Reve het niet altijd duidelijk is wanneer iets gemeend dan wel spottend bedoeld wordt – dan was van Gogh een opvolger van Hermans: cynisch, aanvallend, vaak niet alleen de bal maar ook de man of vrouw spelend, maar steevast met de nodige humor.
Uitgestrekt in de drek
Twintig jaar na de moord ontstaat een enigszins evenwichtiger beeld van de nazaat van schilder Vincent van Gogh die, zoals filmproducent Matthijs van Heijningen opmerkte, toch continu bezig was “met iets groters te doen dan louter zijn oor af te snijden”. Eerder dit jaar verscheen de geprezen biografie ‘De bolle Gogh’ van Jaap Cohen, zoon van ex-PvdA-partijleider en voormalig Amsterdams burgemeester Job Cohen. Daarnaast liep op de Nederlandse openbare omroep in de afgelopen weken een vierdelige documentaire over het leven van Theo van Gogh. Daaruit komt onder andere naar voren dat van Gogh ontzettend opgewonden raakte van vrouwen in een rolstoel, maar dat hij bovenal opzoek was naar liefde en genegenheid. Dat laatste zocht hij misschien nog veel meer in het leven dan de vluchtige polemiek, ondanks dat hij zichzelf steevast ‘de voorganger van de nihilistische kerk’ noemde.
Van Gogh leefde van de uitersten. Zo was hij ook totaal dronken nog in staat tot een inhoudelijk gesprek. Het zijn de uitersten die vele mensen ergerden en terzelfdertijd fascineerden, zo merkte uitgever Martin Ros rond de eeuwwisseling al op. Enerzijds schreef van Gogh ijzersterke inhoudelijke columns over politiek en maatschappij, waarin hij dodelijke steken aan mensen toebracht. Anderzijds hield hij er ook van “zich uit te strekken in de drek”, aldus Ros. Zo maakte van Gogh voor de commerciële televisie in de jaren negentig drekprogramma’s als ‘Het is hier ontzettend gezellig’ en ‘De hunkering’. Deze tv van laag allooi gaf munitie aan van Goghs criticasters om hem niet serieus te hoeven nemen. Ze gingen er graag aan voorbij dat de filmmaker-columnist een ijzersterk debatleider was en met ‘Een prettig gesprek’ jarenlang ook een van de inhoudelijk beste interviewprogramma’s van de Nederlandse televisie maakte.
Huize Schizofrenia
Deze bizarre tegenstellingen noopten de romanschrijver Joost Zwagerman er destijds toe zich luidop af te vragen waarom van Gogh voortdurend “schuilde in Huize Schizofrenia”. Wie psychologiseert stoot bij de regisseur vast op tal van trauma’s die Freudiaans een verklaring kunnen bieden. Echter, misschien valt een veel eenvoudiger uitleg te geven: van Gogh maakte niet alleen commerciële drekprogramma’s uit nihilistische overweging, maar bovenal omdat de schoorsteen moest roken. Hij had geld nodig om zijn geliefde films te kunnen maken. Daar lag immers zijn grootste passie. Hoe anders was het misschien gelopen wanneer de grootouders van Theo talloze schilderijen van Vincent van Gogh, fortuinen waard, niet zomaar aan de stad Amsterdam hadden geschonken maar binnen de eigen familie hadden bewaard? Voor de films ‘Blind Date’ (1996) en ‘In het belang van de staat’ (1997) won hij tweemaal een grote prijs op het Nederlandse filmfestival. Ook mondiaal, onder andere op het internationale filmfestival van San Francisco, werd hij in 1999 eervol vermeld.
In maart 2007 werd in Amsterdam ‘De Schreeuw’ onthuld. Een monument in roestvrij staal ter nagedachtenis aan de vermoorde polemist. Hans Teeuwen zong die dag een zelfgeschreven lied, waarvan een deel van de tekst luidt: “Het vrije woord gaat nooit verloren, al vliegen de kogels om je oren. Maar als zo’n baard me dood wil schieten hoop ik dat ie mist, want ik ben een bon vivant, ik ben geen zelfmoordterrorist. Je bent moeilijker te raken als je bereid bent af te slanken. In die zin had van Gogh het allemaal aan zichzelf te danken.” De overlevering wil dat de laatste woorden van de cineast als volgt klonken: “Genade, we kunnen er toch over praten!” Of hoe van Gogh tot het bittere einde bleef geloven in niets anders dan het door hem zo gekoesterde vrije woord.
Meer over vrijheid van meningsuiting