Het is 3 december 1967. In het Groote Schuur-ziekenhuis in Kaapstad wordt de allereerste harttransplantatie uitgevoerd. Het donorhart kwam van een verkeersslachtoffer en werd geplaatst in de 54-jarige Louis Washkansky, een man die leed aan een ernstige hartziekte. De 9 uur durende operatie werd uitgevoerd door de Zuid-Afrikaanse chirurg Christiaan Barnard en zijn team.
De operatie was technisch gezien geslaagd, het was de eerste keer dat een hart succesvol getransplanteerd werd. Washkansky moest krachtige immunosuppressiva om te voorkomen dat zijn lichaam het nieuwe hart afstootte. Deze medicijnen verzwakten zijn immuunsysteem en zorgden ervoor dat hij een longinfectie opliep. Hij overleed achttien dagen na de operatie aan de gevolgen van deze infectie.
De geslaagde harttransplantatie bewees dat het mogelijk is om een hart van een persoon in een andere te plaatsen. Hoewel de operatie eerst zeldzaam bleef vanwege het hoge risico op afstoting, verbeterden technieken en medicijnen in de jaren 80 de overlevingskansen van patiënten aanzienlijk. Tegenwoordig worden jaarlijks duizenden harttransplantaties uitgevoerd met veel hogere succespercentages. Dankzij betere technieken en medicijnen is de gemiddelde overlevingsduur na een transplantatie nu meer dan 10 jaar, en patiënten kunnen vaak een normaal leven leiden.
Meer ‘dag op dag’
