Het is 28 december 1944. In het federaal parlement wordt een besluit afgekondigd die alle werknemers in de privésector sociale zekerheid biedt. Deze besluitwet brengt de bestaande wetgeving rond pensioenen, kinderbijslag en jaarlijkse vakantie samen. Daarnaast werden de werkloosheidsuitkering en ziekte-en invaliditeitsverzekering verplicht gesteld.
Tijdens de laatste fase van de oorlog was België net bevrijd van de Duitse bezetting. Het land stond voor de uitdaging om zijn economie en samenleving te heropbouwen. Dit besluit voorzag in de oprichting van een gecentraliseerd systeem van sociale zekerheid en kan gezien worden als de oprichting van de moderne welvaartsstaat. Het besluit werd opgesteld door Achille Van Acker, van de socialistische partij, en ondertekend door prins Karel, die op dat moment regent was.
Niet iedereen was voorstander
Het akkoord was een vorm van solidariteit tussen de verschillende sociale klassen en was bedoeld om sociale vrede te bevorderen in de naoorlogse heropbouwperiode. In de decennia daarna werd de sociale zekerheid verder uitgebreid, met onder andere de oprichting van de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid (RSZ) in 1945, en de integratie van zelfstandigen en andere groepen in het systeem.
Toch was niet iedereen opgezet met de invoering van de sociale zekerheid. Onder andere de Société Générale, de steenkoolsector, was gekant tegen een systeem dat niet alleen de loonkosten opdrijft maar ook aan hun controle ontsnapt vanwege het publieke karakter.
Meer dag op dag