Uncategorized

Mario Lanza (1921-1959)

Jan Neckers

Het is juist honderd jaar geleden dat de populairste tenor geboren werd die de wereld ooit kende: de Amerikaan Freddy Cocozza, zoon van Tony Cocozza en Maria Lanza.

“Hilversum drie bestond nog niet”

In 1950 zag ik mijn eerste film in Technicolor en ik kon nog geen ondertitels lezen. Maar die kleuren waren zo mooi in die grauwe naoorlogse jaren dat ik voor altijd een hekel kreeg aan zwart-witfilms. De film was “That Midnight Kiss”: “Introducing Mario Lanza”. Twee jaar later trok ik met mijn vader naar Lanza’s “De grote Caruso” (filmtitels kregen nog een Nederlandse titel). Er stond een wachtrij van 50 meter en dus gingen we ontgoocheld naar huis, want met een kind van acht schoof je geen uur aan. Dertig jaar later zag ik Pavarotti’s film “Yes Giorgio” in het kleine zaaltje van de Rex in Antwerpen en er waren tien kijkers. De tijd was voorbij dat tussen de goochelaar en de clown in de Ancienne Belgique een klassieke zanger optrad met een ballade of een aria. Ik heb nog Esther Lambrechts (La Esterella) de aria van Canio uit “Pagliacci” horen zingen, want “Hilversum drie bestond nog niet, maar ieder had zijn eigen stem, op elke steiger klonk een lied, van Paljas en Jeruzalem” (Herman van Veen). Sommige mensen hadden drempelvrees bij het imposante gezicht van operagebouwen, maar ze kwamen ook niet omdat een hele voorstelling lang duurde, al waren bekende aria’s heel populair tijdens zangwedstrijden bij de gewestelijke zender Kortrijk. In Gent, Antwerpen en zelfs bij De Munt in Brussel waren de ticketprijzen toen heel schappelijk, maar de afstanden waren voor de meeste Vlamingen onoverkomelijk. Ik heb nog de bijna autoloze tijd gekend begin de jaren zestig toen televisietechnici die in Antwerpen woonden in Gent mochten overnachten als ze laat werkten. In heel de wereld was er toen een goedkoop en populair alternatief: films met Mario Lanza ,de tenor die maar twee voorstellingen van een opera in een schouwburg zong (“Madama Butterfly”).

Rotjoch, maar een natuurtalent

Freddy Cocozza uit Philadelphia was de kleinzoon van vier Italiaanse emigranten. Vader Tony – een niet al te zware oorlogsinvalide uit de Eerste Wereldoorlog – voerde de rest van zijn leven geen klap uit. Moeder Maria was zeker dat haar zoon een geschenk van de goden was. “What Freddie wants, Freddie gets”, was de huispedagogiek. Gevolg: een rotverwend joch dat nooit een neen hoorde, een bullebak op school werd en een lijntrekker bij het leger. Maar wel een ongelooflijk talent. Op zijn 19de nam hij een paar plaatjes op voor de verjaardag van ‘la mamma’ en je gelooft je oren niet. Dat is al de glorieuze stem uit de filmjaren. Na de oorlog – die hij heel de tijd in de VS doorbracht – studeerde hij een tijdje zang, al leerde hij nooit een partituur lezen. Hij trouwde de zuster van een legerkameraad, maar durfde dat aanvankelijk niet aan mamma vertellen.

In 1947 mocht hij een Italiaanse tenor vervangen in de Hollywood Bowl. Louis B. Mayer, directeur van Metro Goldwyn Mayer, was aanwezig en viel als een blok voor dat oertalent. Lanza werd klaargestoomd om samen met Kathryn Grayson de niet langer meer jonge sterren Jeanette MacDonald en Nelson Eddy te vervangen. De tenor maakte zijn eerste platen en de klassieke kritiek was razend enthousiast… Tot die eerste film verscheen. Plots was Lanza een stijlloze filmzanger met een microfoonstemmetje die 20 takes nodig had om één aria op te nemen.

De woede van de hoge cultuur werd nog groter toen Lanza met de song “Be My Love” bijna een jaar lang de hitparade binnenkwam, waar alleen Frankie Laine (“Jezebel”) hem van de eerste plaats hield. De woede werd hysterie toen Lanza de rol van de legendarische tenor Enrico Caruso mocht spelen in een Hollywoodfilm die nauwelijks iets gemeen had met de historische realiteit. In eigen land weigerde mijn doorbrave collega Etienne Van Neste één plaat te draaien van die hansworst in zijn zondags Opera en Belcantoprogramma. MGM verdiende wel goud met de film en besloot Lanza zo vlug mogelijk in een goedkoper opus te gebruiken. Het ongedisciplineerd straatjoch kwam boven in de tenor. Hij dronk en at teveel, deed moeilijk of vermagerde plots. In “Because You’re Mine” zie je hem in dezelfde sequentie soms 30 kilogram zwaarder of lichter.

Geen verschil tussen de film en liveconcert

Met de volgende film ging het mis. MGM huurde een Duitse regisseur in voor “De prins student” en die durfde een aanmerking maken over de stem van Lanza. De tenor weigerde nog verder te werken en MGM zorgde er contractueel voor dat de zanger zelfs geen plaat of geen radioshow kon opnemen. Live zingen deed hij al jaren niet meer. Na twee jaar eindigde het ermee dat de filmstudio een acteur inhuurde voor de hoofdrol, maar de stem van de tenor mocht gebruiken. De elpee was een triomf en de film een sof, want de fans lustten een acteur met de stem van Lanza niet.

Inmiddels rolde hij van het ene schandaal in het andere: belastingschulden, zuipen en vreten, een zogenaamd liveoptreden voor televisie waarbij hij een oudere opname lipte, ruzies met al zijn vele vertegenwoordigers die hem afpersten. Jack Warner van Warner Brothers gaf hem een nieuwe kans, maar wilde toch niet verder met de onbetrouwbare zanger. Die versaste met zijn familie naar Italië, draaide er een niemendalletje dat echter een commercieel succes werd. Eind november 1957 gaf hij voor de eerste keer in zes jaar een live concert in de Londense Royal Albert Hall. De monden vielen open, want dit was het bekende filmgeluid dat bewees dat hij geen microfoon of trucage nodig had. Hij begon aan een concerttournee en tekende een contract voor een optreden voor het vijfjarig bestaan van de Vlaamse televisie. We geloofden het niet en hij verscheen inderdaad niet, maar zong wel later met veel succes in het Kursaal van Oostende.

We wisten niet dat hij zware gezondheidsproblemen had die hem soms verhinderden op te treden. Hij was feitelijk al zwaar ziek: hoge bloeddruk, verstopte aderen, hartproblemen. Hij trad nog één keer op in een film, ging voor de zoveelste keer naar een hospitaal in Rome en kreeg er een embolie. Lanza werd 38, de fans huilden en de critici haalden hun schouders op. Veel grote tenoren namen zijn succesnummers op, maar lange tijd werd zijn naam niet vermeld op hun platenhoezen. Tot er een nieuwe generatie zonder vooroordelen kwam. De Drie Tenoren en vele anderen durfden eindelijk vertellen dat ze hun liefde voor hun loopbaan opstaken bij de Lanzafilms.

Nog altijd zijn alle 400 opnames van Lanza te koop. Hij kon geen noten lezen, maar hij had een aangeboren muzikaliteit; de stem droop van de charme, was direct herkenbaar, bezat hemelse pianissimi en stralende topnoten en een groot volume. Hij overtuigde meer mensen van de schoonheid van opera dan de meeste klassieke zangers bij elkaar omdat hij het massamedium van zijn tijd gebruikte. Maar hij maakte ook veel opnames van de moderne muziek van Berlin, Porter, Rogers… Zijn films waren zo ongevaarlijk dat ze zelfs in het Sovjetblok vertoond werden.

PAL Nieuwsbrief

schrijf je gratis in

Blijf op de hoogte met onze dagelijkse nieuwsbrief




Historicus Jan Neckers is een graag gelezen auteur op PAL NWS en 't Pallieterke. Jan kreeg vooral bekendheid als journalist en producer van historische reeksen bij de openbare omroep. Neem even een stapje terug van de waan van de dag, en ontdek tal van interessante artikels over kunst en geschiedenis.

Plaats een reactie

Delen