Uncategorized

Darwin bleef neutraal

Marc Joris

Net zoals Darwin zich niet inliet met de antichristelijke drijverijen van zijn fanatieke volgelingen, zoals Huxley, hield hij ook de boot af toen Marx “Das Kapital” aan hem wilde opdragen. Ook op basis van zijn schetsmatige en oppervlakkige kennis ervan zag Marx de bruikbaarheid van de evolutieleer voor zijn politieke doeleinden wel in.

De goedkeuring van een gezaghebbende geleerde als Darwin zou het voor Marx gemakkelijker maken zijn hersenspinsels ook als echte wetenschap voor te stellen. Hij was in het bijzonder gecharmeerd door het antireligieuze potentieel ervan. Hij begreep dat dit een bom legde onder de traditionele bijbelinterpretatie en dus ook onder het christendom en het jodendom, die hij allebei haatte en verachtte. Maar Darwin geloofde dat de evolutie van diersoorten een relatief continu en geleidelijk proces was, en dat die evolutie enorme veranderingen veroorzaakte, maar niet echt tot vooruitgang leidde. Een tijger was geen beter roofdier dan een T-Rex. Hij was alleen helemaal anders. Dat paste niet in Marx’ geloof in bruuske gewelddadige revoluties en in de vooruitgang die daardoor gerealiseerd kon worden.

De theorie van Pierre Tremaux

Hij zag daarom meer in de theorie van de Franse evolutionist Pierre Tremaux, die in zijn boek “Origin et Transformations de l’Homme et des Autres Êtres”, gepubliceerd in 1865 twee stellingen poneerde waar Darwin absoluut niet mee instemde, namelijk dat zich in de evolutie van dieren ook enorme discontinuïteiten voorrdeden, dikwijls als gevolg van catastrofale gebeurtenissen, en dat de evolutie steeds sneller verliep, doordat hogere diersoorten zich sneller konden aanpassen. Alvast het eerst element zou later blijken te kloppen. Het beroemdste voorbeeld is natuurlijk de inslag van de grote meteoriet die de al verzwakte dinosauriërs – en een hele reeks andere diersoorten! – de doodsteek gaf. Merk op dat Marx geen belangstelling had voor de mogelijke juistheid van die hypothesen. De waarheid interesseerde hem niet. Alleen de politieke bruikbaarheid. Welke theorie paste het best in zijn kraam? Darwin daarentegen was een eerlijke en gewetensvolle wetenschappers, die eerst zorgvuldige massa’s feiten verzamelde en op basis daarvan probeerde wetenschappelijke hypothesen te formuleren.

Hij bleef heel zijn leven lang kritisch tegenover zijn eigen theorie. Hij bleef zichzelf voortdurend kritische vragen stellen en hij noteerde zorgvuldig alle waarnemingen die met zijn hypothesen in tegenspraak leken te zijn, bijvoorbeeld over de ontwikkeling van het oog. Dat getuigde van objectiviteit en wetenschappelijke eerlijkheid. Eigenschappen die bij Marx, en bij vrijwel alle latere marxisten, volledig ontbraken. Een van de hoekstenen van Darwins theorie was dat de natuurlijke selectie van afzonderlijke individuen – of dat nu vogels, kevers of apen waren – op termijn leidde tot veranderingen van de hele soort. Marx wees ook dat idee af. Niet omdat het niet klopte – het klopt natuurlijk wel! – maar omdat daarmee “het Victoriaanse sociale model op de natuur werd toegepast.” Dat model was volgens hem kapitalistisch en Maltusiaans, dus het mocht niet waar zijn. Later, onder Stalin, zou Lysenko een marxistische, pseudowetenschappelijke versie van de evolutietheorie ontwikkelen. Toen geprobeerd werd die theorie toe te passen in de landbouw, leidde dat tot rampzalige mislukkingen en hongersnoden. Maar niemand durfde protesteren. Ook de Russische wetenschappers  niet, die in hun hart wel beter wisten. Wie kritiek leverde op Lynsenko maakte zich schuldig een “antisovjetactiviteiten” en daar stond minstens een paar jaar strafkamp op. En dikwijls eindigde zelfs dat met een ellendige dood.

Et la chasse créa l’homme

De mens in zijn moderne vorm, de homo sapiens, bestaat ongeveer 300 000 jaar. Onze menselijke voorvaderen zijn nog veel ouder. De Australopithecus maakte al meer dan drie miljoen jaar geleden stenen werktuigen. Het is duidelijk dat de zes dagen uit het bijbelboek Genesis een symbolische of allegorische betekenis moeten hebben, dat zij niet het “hoe” proberen te verklaren, zoals de wetenschappers doen, of zouden moeten doen, maar het “waarom”.

De schrijvers van dat boek probeerde een ander soort vragen te beantwoorden dan Darwin. Waarom is er lijden? Wat is de zin van het bestaan? Waarom moeten mensen sterven? Waarom is het kwaad in de wereld gekomen? Het grootste deel van de tijd dat de mensheid bestond, bijna drie miljoen jaar lang dus, waren die primitieve mensen, van de Australopithecus tot de homo sapiens, rondzwervende jagers en verzamelaars. De eerste sporen van sedentaire landbouw, waarbij dus gewassen werden gekweekt in plaats van alleen maar verzameld, dateren van pas van 12 000 jaar geleden, de oudste steden van 11 000 jaar geleden. Zelfs landbouw en stedelijke beschavingen, die wij als typisch menselijk beschouwen, zijn dus relatief recente ontwikkelingen. De homo sapiens is bijna 97% van zijn bestaan een jager-verzamelaar geweest. En gedurende de overblijvende 3% van de tijd leefden de meeste mensen ook nog in agrarische gemeenschappen.

Slechts een heel kleine minderheid woonde in steden. En zelfs dat is eigenlijk geflatteerd. De homo sapiens is niet kant en klaar uit de klei gekneed. Hij had toen al ongeveer drie miljoen jaar menselijke evolutie achter de rug. Robert Audrey heeft dat schitterend aangetoond in zijn boek “Et la chasse créa l’homme.” Het ontstaan van religie en magie, sociale hiërarchieën, leiderschap en groepsgedrag, de taakverdeling tussen mannen en vrouwen en de verschillende rolpatronen die daaruit voortvloeien, slechte gewoonten als vraatzucht en kuddegedrag … Het komt allemaal voort uit ons verleden als jagers-verzamelaars. 

PAL Nieuwsbrief

schrijf je gratis in

Blijf op de hoogte met onze dagelijkse nieuwsbrief




Marc Joris bezit een groot rechtvaardigheidsgevoel en is gespecialiseerd in geschiedenis, islam en het communisme. Gezien de treffende uiterlijke gelijkenis verzorgt hij voor PAL NWS de rubriek de Anti-Marx.

Plaats een reactie

Delen