Uncategorized

Het gewetenloze cynisme van de Belgische regering

Paul Bäumer

Congo 1960, deel III

Politici proberen altijd de gevolgen van hun beleidsfouten voor te stellen als onafwendbare natuurrampen, waarvoor zij geen enkele verantwoordelijkheid dragen. Vandaag horen we dat misleidende argument zeer vaak in verband met immigratie en illegaliteit. Diezelfde drogredenen werden achteraf ook gebruikt om de verantwoordelijkheid voor het debacle in Congo af te wentelen, en de gruwelen van de “dipenda” voor te stellen als een ramp die even onvermijdelijk was als een vulkaanuitbarsting.

In werkelijkheid had men de Congolese catastrofe zeer eenvoudig kunnen voorkomen, net zoals het tamelijk eenvoudig is de grenzen te sluiten voor ongewenste immigratie. Het is alleen een kwestie van politieke wil, gezond verstand en de bereidheid desnoods militair geweld te gebruiken. De dekolonisatie was een door blanke westerlingen in gang gezette historische stroming waartegen zelfs veel sterkere naties als Frankrijk en Groot-Brittannië in 1960 niet meer wilden oproeien.

In Indochina, Brits en Nederlands Indië hadden de grote koloniale mogendheden al in de jaren ’50 hun kolonies losgelaten, maar in zwart Afrika lagen de kaarten nog anders. De enige georganiseerde guerrillabeweging, de Mau Mau in Kenya, was door de Britten verpletterd. Er was nergens een equivalent van de Vietminh of het latere Algerijnse Front de Libération Nationale. Toen was de dekolonisatie in zwart Afrika nog geen allesvernietigende tsunami. Ghana was de enige kolonie in zwart Afrika die al onafhankelijk was geworden. Liberia was ook onafhankelijk, maar het was nooit een kolonie geweest. Het was door “racistische blanke patriarchen” gesticht als veilig thuisland voor bevrijde slaven.

Zelfs als men aanvaardt dat de onafhankelijkheid van Congo onafwendbaar was, dan was het zeker niét onafwendbaar dat Congo al in 1960 hals over kop onafhankelijk moest worden, zonder overgangsperiode. En als we nu, zestig jaar later, kijken hoe Zaïre ervoor staat, dan moeten we ons overigens geen illusies maken over het nut van zo’n overgangsperiode.

Geen noodscenario

Vooruitziende bestuurders zouden in 1960 voorzorgmaatregelen hebben moeten nemen om bloedvergieten te voorkomen. Het is heel gemakkelijk de profeet te zijn van het verleden. Als men de geschiedenis achterstevoren bekijkt, dan is het natuurlijk heel gemakkelijk te zeggen wat er had moeten gebeuren. Geldt die relativering ook voor de Belgische politici in 1959 en 1960? Nauwelijks.

Van alle oorzaken die tot het Congolese bloedbad leidden, was de muiterij van de Force Publique zonder twijfel de meest destructieve en men had die kunnen voorzien. De Force Publique was al enkele keren in opstand gekomen, de laatste keer in 1944 in Luluaburg. In 1959 waren er onmiskenbare aanwijzingen dat de betrouwbaarheid van de zwarte soldaten minstens twijfelachtig was. De manier waarop sommigen hadden gesympathiseerd met amok makende zwarte studenten die zij hadden gearresteerd, had een teken aan de wand moeten zijn. De verantwoordelijke politici hadden rekening moeten houden met een mogelijke herhaling van zulke muiterijen. Ze hadden extra blanke troepen op strategische plaatsen in Congo moeten stationeren, met duidelijke bevelen iedere uitbarsting van geweld onmiddellijk in de kiem te smoren. In zo’n situatie kunnen enkele afschrikwekkende voorbeelden wonderen doen. Enkele bataljons para’s hadden de eerste muiterijen gemakkelijk kunnen neerslaan, vóór de anarchie zich over heel de kolonie verspreidde.

Zelfs als men niet heel Congo van de chaos had kunnen redden, dan had men toch minstens de kolonialen en hun gezinnen kunnen beschermen tot ze geëvacueerd werden. Dat er niet voldoende Belgische troepen in Congo paraat stonden, was al erg genoeg. Maar zelfs toen de bloedbruiloft tegen de blanken begon, werden er niet onmiddellijk militairen overgevlogen om de orde te herstellen en de troepen die al ter plaatse waren, kregen geen toelating om tussen te komen om de blanken te redden. Men had een beroep kunnen doen op de door Belgische officieren omkaderde troepen in Ruanda en Urundi. Die waren zeer betrouwbaar en gedisciplineerd, en ze waren onmiddellijk inzetbaar. Maar ook de Belgische officieren daar moesten werkeloos toekijken hoe hun landgenoten werden geterroriseerd, vernederd, uitgeplunderd en soms vermoord.

De Belgische regering verklaarde met dierlijke ernst dat voor een militaire interventie een officiële toelating van Lumumba nodig was… Volgens hen moest het opperhoofd van de verkrachters en de plunderaars eerst zijn fiat geven. Formeel gezien was dat natuurlijk juist, maar in realiteit was het even waanzinnig als een toelating vragen aan Dutroux om Sabine en Laetitia uit zijn kerker te mogen bevrijden.

Het Katangese koningshuis

Het gewetenloze cynisme van de Belgische regering blijkt ook uit een ander feit: reeds op 11 juli, nog geen twee weken na de onafhankelijkheid, scheurde de mijnprovincie Katanga zich af van Congo en riep ze zichzelf uit tot een onafhankelijke staat. Ondanks herhaalde aanvallen van de centrale regering in Congo, en zelfs van VN-troepen, wist Katanga twee jaar lang stand te houden. De snelheid en de efficiëntie waarmee de secessie van Katanga werd voltrokken, bewijzen dat hier een plan werd uitgevoerd dat reeds lang op voorhand tot in de kleinste details was voorbereid. Men kan niet in enkele dagen een staat op poten zetten.

De Belgische regering en het Hof hadden niets gedaan om de veiligheid van de blanken in Congo te garanderen. Dat daar duizenden van hun onderdanen verkracht, uitgeplunderd en vermoord werden, dat raakte hun koude kleren niet. Maar zij hadden wel alles voorbereid om de belangen te beschermen van de Union Minière, de Compagnie du Katanga, Forminière en andere bedrijven die deel uitmaakten van de Société Générale.

Achter de schermen had het Hof daarbij een beslissende rol gespeeld. De immense rijkdom van het huis van Saksen-Coburg was niet afkomstig van de winsten uit de Congo-Vrijstaat van Leopold II. Die had zelfs zijn eigen dochters onterfd. Dat fortuin was wel voor een groot deel afkomstig uit de winsten van de Société Générale en haar gigantische mijnbouwbedrijven in Katanga. Die werden dus goed beschermd. De gewone kolonialen mochten rustig overgeleverd worden aan zwarte plunderaars en verkrachters, maar de rijkdommen van het vorstenhuis werden met hand en tand verdedigd…

Verval en barbaarsheid

Ook Europese volkeren met een eeuwenoude beschaving hebben zich in oorlogstijd dikwijls bijzonder wreedaardig gedragen. In oorlogstijd blijken zelfs hoogstaande beschavingen dikwijls niet opgewassen te zijn tegen de primitieve wreedheid van de mens. Moord, plundering en verkrachting steken dan altijd weer de kop op, en het vereist een draconische discipline om zulke misdaden de kop in te drukken. Kijk alleen nog maar naar wat er bij ons tijdens de repressie is gebeurd. Maar de gebeurtenissen van 1960 kunnen niet op die manier verklaard worden. Ze waren het gevolg van een ontstellend gebrek aan beschaving, niet van een oorlogssituatie.

Congo had zijn onafhankelijkheid vanzelf gekregen. Het had er niet voor moeten vechten. De wreedheden van 1960 waren niet het bloedige einde van een onafhankelijkheidsoorlog. Ze waren het einde van een gouden tijdperk van stabiliteit, vrede en relatieve welvaart. Drie kostbare dingen die Congo na de onafhankelijkheid nooit meer zou terugvinden. Congo was in enkele weken tijd vervallen van beginnende beschaving tot absolute barbaarsheid. Er kwam geen catharsis, geen gewetensonderzoek, geen terugkeer naar de normaliteit.

Was die uitbarsting van verwoesting en pogroms een verlate reactie op de reële wreedheden van Leopold II in de Congo-Vrijstaat? Dat is geen realistische hypothese. De laatste excessen van Leopolds Vrijstaat lagen toen al vijftig jaar in het verleden. Kan men zich voorstellen dat er nu in Europa collectieve wraakacties zouden losbarsten voor iets dat vóór 1970 gebeurd is? Het land kwam de “dipenda”nooit te boven. Alleen de grote mijnbouwbedrijven bleven draaien. Het onderwijs, de gezondheidssector, het wegennet, de lichte industrie en de landbouw gingen ten onder. De plantages werden overwoekerd, de armoede, de onwetendheid en de ziekten rukten weer op. Het land was overgeleverd aan de hebzucht, de onbekwaamheid, de corruptie en de wreedheid van de mannen met de vensterglazen, juist zoals die dorpeling in 1959 in Bokatola had voorspeld: “Hier komt oorlog van. Hier komt honger van.”

Wijze kardinaal

Naar aanleiding van zestig jaar onafhankelijkheid zegde de Ambongo Besungu, de aartsbisschop van Kinshasa, in zijn homilie: “Dromen over de onafhankelijkheid betekende voor de Congolezen van toen onafhankelijk worden om de postjes van de Blanken over te nemen; op de zetels van de Blanken zitten; genieten van de voorrechten die voorbehouden waren aan Blanken […]. Onafhankelijk worden betekende voor velen het einde van de dwangarbeid, juist ja, maar het ging om meer dan dwangarbeid. De onafhankelijkheid werd ook opgevat als het einde van alle werk waarbij men zijn handen vuil moest maken. Na de onafhankelijkheid zou niemand nog op de velden werken, we zouden allemaal chefs geworden zijn. Na de onafhankelijkheid namen de Congolezen inderdaad de functies van de Blanken over en dat werd later nog eens bevestigd met het besluit tot zaïrizering. En omdat men niets begreep van wat de Blanken deden als ze een bepaalde functie bekleedden – de uitoefening van gezag, het uitvoeren van taken en opdrachten, of dat nu in politieke zin was, sociaaleconomisch of in de administratie – dat werd allemaal alleen maar gezien als een kans om te genieten van de macht, zoals de Blanken. […] Men krijgt toegang tot de macht om ervan te genieten, niet om verantwoordelijkheid te dragen […] Terwijl die Blanken, toen ze in de zetel van de macht zaten, niet alleen maar genoten. Ze werkten. Ze begrepen dat hun werk zinvol was. Wij daarentegen hebben het idee van dienstbaarheid aan anderen opzijgeschoven en het accent gelegd op het begrip ‘genieten’.”

Persoonlijk zou ik in plaats van “genieten” – “jouir” in de Franse tekst – de termen “parasiteren” of “profiteren” gebruikt hebben. Maar ik ben dan ook geen vrome bisschop. De dwangarbeid waar de bisschop het over heeft, bestond in Belgisch Congo alleen nog als straf voor criminele activiteiten. Dat was geen koloniale maatregel. Tot 1996 konden criminelen ook in België zelf nog tot dwangarbeid veroordeeld worden. Het is spijtig dat de bisschop in heel zijn toespraak geen melding maakte van de wreedheden waarvan de blanken in 1960 het slachtoffer werden en later nog eens tijdens de opstand van de Simba’s in 1963-1965 en in Kolwezi in 1978. Maar ondanks deze lacune is zijn preek – voor een publiek van Congolese katholieken – uitzonderlijk eerlijk, moedig en zelfkritisch.

Hij legt de vinger op een pijnlijke wonde: het onvermogen van de Afrikaanse culturen om verantwoordelijke leiders voort te brengen. Een kwaal die niet alleen in Congo pijnlijk duidelijk is, maar – enkele uitzonderingen niet te na gesproken – in heel zwart Afrika en zelfs daarbuiten, in de Amerikaanse steden en de Caraïbische staten met Afro-Amerikaanse meerderheden. Kan men 60 jaar na de onafhankelijkheid van Congo en 155 jaar (!) na de afschaffing van de slavernij in de VS nog altijd de schuld daarvoor op de blanken afschuiven?

PAL Nieuwsbrief

schrijf je gratis in

Blijf op de hoogte met onze dagelijkse nieuwsbrief




Geschiedenis, opinie of andere? Bij Paul Bäumer zit u aan het juiste adres, behalve als het gaat om een politiek correcte mening.

Plaats een reactie

Delen