Uncategorized

Zestig jaar geleden werd Congo onafhankelijk (deel I)

Paul Bäumer

Het gebeurt slechts zelden dat men iets positiefs moet zeggen over België, maar het Belgische koloniale bestuur, dat vanaf 1908 het terreurbewind van Leopold II verving, was een toonbeeld van verlichting en efficiëntie. Congo werd een modelkolonie.

Vooral na de Tweede Wereldoorlog beleefde het land een gouden tijdperk. Vergeleken met de huidige toestand was de situatie toen zelfs ronduit paradijselijk. Het lager en het technisch onderwijs waren zeer goed uitgebouwd. Hetzelfde geldt voor de gezondheidszorg. Tot in de kleinste dorpen waren medische hulpposten. In de cités van de grote steden waren sociale centra ingericht. De zwarte mijnwerkers woonden in eengezinswoningen met een klein tuintje, in cités die leken op die in Limburg. In streken die eeuwenlang geteisterd waren door malaria en slaapziekte, waren deze ziekten nu uitgeroeid of sterk teruggedrongen. Er was overal drinkbaar water. De landbouw kende een ongekende vlucht. Gebieden die nog nooit onder de ploeg hadden gestaan, werden nu ontgonnen, niet alleen door maatschappijen die grote plantages uitbaatten, maar ook door privéboeren. De rijkdom was zeer ongelijk verdeeld, maar er werd geen honger meer geleden, er waren geen stammenoorlogen en dodelijke epidemieën meer en ook voor de eenvoudigste zwarte arbeiders en dorpelingen was de levenstandaard aanzienlijk gestegen. Het wegennet was goed onderhouden en wijd vertakt.

“De blanken toonden zich toegeeflijk en in Afrika is dat dodelijk”

De jaren vijftig

Tekenend voor de relatieve welvaart van die periode is een reisgids uit 1958. Daarin stonden voor Congo en het mandaatgebied Ruanda en Urundi de hotels en bungalows aangegeven waar speciale voorzieningen waren voor kinderen, waar er wandelroutes waren en waar bezienswaardigheden. Toen kon een gezin nog met een gewone personenwagen over veilige en goede wegen dwars door Afrika reizen. Congo was toen zo veilig dat je zelfs zonder problemen je kinderen kon meenemen voor een tocht door het binnenland. Veertig jaar later waren die wegen zo vervallen dat ze zelfs voor terreinwagens onberijdbaar waren geworden, en zelfs met een gewapend escorte was zo’n tocht een hachelijke onderneming… Maar de jaren vijftig waren nog een gelukkige en zorgeloze tijd.

De meeste blanken voelden zich zo veilig dat ze met open vensters sliepen en vrijwel nooit meer een vuurwapen bij zich droegen. Natuurlijk waren er blanke vrouwen die seksuele affaires hadden met zwarte bedienden en blanke mannen die er zwarte maîtresses op nahielden, maar voor de politieke hetze rond de “dipenda” de geesten vertroebelde, leek het ondenkbaar dat zwarte mannen blanke vrouwen zouden verkrachten. Vele kolonialen kunnen zich niet één zo’n geval van verkrachting herinneren uit de periode vóór 1959. Het is absoluut onjuist dat blanke gezinnen in Congo toen in permanente angst leefden. Hoe vreemd dat ook lijkt na de seksuele uitspattingen van de “dipenda”.

Geen hoger kader

Natuurlijk zijn er ook fouten gemaakt. In vergelijking met sommige andere kolonies is men in Congo zeer laat begonnen met het vormen van een academische elite. De multiraciale universiteit van Lovanium was pas in 1954 van start gegaan. Aan de vooravond van de onafhankelijkheid telde het land niet eens een handvol universitairen. Ook in het leger en de ambtenarij hadden zwarten alleen ondergeschikte posities bekleed. De katholieke kerk was de enige uitzondering. Vrijwel niemand in de zwarte ambtenarij had een meer dan rudimentaire bestuurservaring. Dat werd later voorgesteld als dé belangrijkste reden voor de snelle ondergang van Congo na de “dipenda”, maar het kan hoogstens een bijkomende factor zijn geweest.

Het was niet alleen de administratie die ineenstortte. Het was heel de Congolese samenleving. In een week tijd werd heel de beginnende beschaving in de kolonie weggeblazen. Of was het slechts een illusie van beschaving geweest? Niet alleen vele oud-kolonialen dachten nog lang met heimwee terug aan de gouden jaren vijftig in Congo. Zelfs bij het begin van dit millennium waren er nog vele gewone zwarten die zich luidop afvroegen wanneer die vervloekte “dipenda” eindelijk voorbij zou zijn. “C’est quand, la fin de l’indépendance?”Nu leeft dat natuurlijk niet meer. Maar toen konden de ouderen nog de vergelijking maken tussen de veiligheid, de stabiliteit en de relatieve welvaart van die gouden jaren, en de anarchie, het verval en de ellende van nu. “Vous comprenez, messieurs, nous , nous avons encore connu le temps des Belges!”

Rellen

Op 4 en 5 januari 1959 braken in Leopoldstad onlusten uit. Waarschijnlijk waren die gepland door militanten van het MNC van Lumumba en het ABAKO van Kasa Vubu. Zij wilden een meeting houden in een zaal in Leopoldstad en die werd door de burgemeester verboden. De manifestanten legden zich daar niet bij neer en door een communicatiestoornis wisten sommigen niet eens dat hun meeting verboden was. De gemoederen raakten verhit en de politie arresteerde enkele tientallen herrieschoppers. Op dat ogenblik liep een nabijgelegen voetbalstadion leeg omdat de wedstrijd gedaan was en de opgehitste supporters voegden zich bij de partijmilitanten. Toen sloeg de vlam in de pan.

Zwarte relschoppers trokken naar de blanke wijk van de stad en begonnen daar te plunderen en brand te stichten. Ook in de zwarte buurt stonden huizen in lichterlaaie. Enkele blanke families werden in hun woningen belegerd en de ordediensten moesten met scherp schieten om hen te ontzetten. Overal werden auto’s van Europeanen aangevallen, meestal met stenen. Om wraakacties van blanken te vermijden, probeerde de overheid alles in de doofpot te stoppen. Radio Belgisch-Congo mocht niets over de rellen uitzenden.

De radiojournalist Walter Geerts getuigt daarover in het boek van Peter Verlinden (blz. 94): “Maar een order van hogerhand verbood ons om ook maar één woord te zeggen over de onlusten. Rechtstreekse censuur. Alle blanken luisterden naar ons. Wij wisten alles en zij wisten niets. Dat heeft als gevolg gehad dat een aantal brave blanke meisjes, sociaal assistentes, ’s morgens naar hun werk in de sociale centra in de cité zijn gereden en nietsvermoedend in de val zijn gelopen. Ze zijn allemaal verkracht.”(“Weg uit Congo”, Davidsfonds 2002, verder afgekort als WUC) Men kan zich zo voorstellen dat iets vergelijkbaars nu zou gebeuren na migrantenrellen in Berlijn, Parijs, Londen, Rotterdam of Brussel…

Paniekreactie

De onlusten van januari 1959 waren snel onderdrukt. Ze waren op geen enkel moment een echte bedreiging voor de stabiliteit van de kolonie. De zwarte soldaten van de Force Publique hadden zich loyaal en gedisciplineerd gedragen. Ze hadden zonder aarzelen de bevelen van hun blanke officieren uitgevoerd. Het plunderende gepeupel was uiteengeschoten en uit de blanke wijken verjaagd. Na twee dagen was de toestand volledig onder controle. Men had daarna een voorbeeld moeten stellen en een aantal raddraaiers, plunderaars en verkrachters hard moeten straffen. Dat zou de logische reactie zijn geweest om de ‘pax belgica’ veilig te stellen. Maar de politici in Brussel die geen enkele voeling hadden met het echte Congo, reageerden met een mengeling van paniek, verblinding en politieke progressiviteit. Vergelijk het maar met de houding van de Democraten in de VS nu.

Als reactie op die relletjes reageerden zij met de belofte… Congo onafhankelijk te maken. Dat was waarschijnlijk het zwaarste geval van politieke ‘overkill’uit de geschiedenis van de voorbije eeuw. Zelfs de meest optimistische en radicale zwarte politici hadden daar niet om gevraagd en niet op gehoopt… Er zouden lokale en provinciale verkiezingen gehouden worden, respectievelijk eind 1959 en begin 1960. De geest was uit de fles en die geest was in Brussel gecreëerd, niet in Congo zelf. Het geweld werd niet bestraft, integendeel, het werd beloond met ongelooflijke politieke toegevingen.

De blanken toonden zich toegeeflijk en in Afrika is dat dodelijk. Het wordt er niet geïnterpreteerd als een blijk van goede wil, maar als een bewijs van zwakheid. Die genadeloze logica geldt trouwens ook in de Arabische wereld. De politieke roofdieren hebben bloed geroken en het gepeupel in de cités ook. Ongeveer zoals de moslims in Europa na 2015 of de anarchisten en de antiblanke racisten in de VS nu. Het koloniale gezag verkruimelde heel snel. Bij de Force Publique begonnen de soldaten te morren. Soms weigerden ze de bevelen op te volgen en hier en daar sympathiseerden ze met de agitatoren en de raddraaiers van Lumumba en consorten.

Even hoopte men nog dat er een overgangsperiode zou komen, maar enige maanden later besloot de regering Eyskens III dat Congo al op 1 juli 1960 onafhankelijk zou worden. Het scenario voor de ramp lag klaar. Het lijkt misschien ongelooflijk, maar tijdens al die onderhandelingen en rondetafelconferenties van dat fatale jaar 1959 werd wel gepraat met Congolese politici en “gewoonterechtelijke hoofden”, maar niet met de blanke kolonialen. Zij waren nochtans de enigen die wisten wat er op het terrein in Congo echt aan de hand was. Volgens een hardnekkig verhaal dat over deze onderhandelingen de ronde doet, waren de Belgische politici zeer gecharmeerd door het beschavingsniveau van hun Congolese collegae, omdat zij zo mooi Frans spraken, zo keurig gekleed waren en zo’n voortreffelijke tafelmanieren hadden. Erg naïef…

Mannen met vensterglazen

De gewone zwarte boeren in het binnenland reageerden soms veel wijzer en nuchterder op de aangekondigde onafhankelijkheid en zij maakten zich veel minder illusies over het beschavingsniveau van de “évolué”-politici die klaarstonden om de macht te grijpen. Een gewestagent in Bokatola beschrijft de woede van de inboorlingen toen ze het nieuws hoorden: “Het kwam tot regelrechte opstootjes voor mijn bureau. De zwarten kwamen en ze verweten mij: ‘Jij bent onze vader niet meer, je verraadt ons.’ Ik begreep er niets van. ‘Heb je het dan niet gehoord? De indépendance gaat komen, binnen enkele maanden, en wat gaat er dan met ons gebeuren? Dan komen die mannen met hun vensterglazen hier de baas spelen. (…) Hier komt oorlog van, hier komt honger van.'” (WUC, blz. 121)

Die ongeletterde zwarte boeren wisten met een intuïtieve zekerheid welke rampen “de mannen met de vensterglazen”over hen zouden uitstorten. Wij hebben intussen “de mannen met de vensterglazen” zestig jaar lang aan het werk gezien in Congo en de rest van zwart Afrika. We kunnen alleen maar vaststellen dat die eenvoudige inlanders de toekomst nauwkeuriger hadden voorzien dan zogezegd geniale politici als Gaston Eyskens. Zij wisten dat hun eigen leiders hen wreder en onrechtvaardiger zouden behandelen dan de verlichte kolonisatoren van het midden van de twintigste eeuw. De ‘vensterglazen’ zijn natuurlijk de brillen die al die évolué-politici droegen omdat ze dachten dat ze er daardoor intelligenter, beschaafder en intellectueler uitzagen. In sommige gevallen was dat geen pose: vele zwarten geloofden echt dat zij door een bril te dragen even intelligent zouden worden als de blanken. Zoals anderen geloofden dat ze stromend water konden krijgen door kranen uit lavabo’s en badkamers los te rukken. Zoals nog anderen valiesjes in het oerwoud gingen begraven met daarin enkele ritueel verpakte biljetten van honderd frank. Na de “dipenda” zouden die biljetten zich voortplanten tot het valiesje ermee vol zat.

PAL Nieuwsbrief

schrijf je gratis in

Blijf op de hoogte met onze dagelijkse nieuwsbrief




Geschiedenis, opinie of andere? Bij Paul Bäumer zit u aan het juiste adres, behalve als het gaat om een politiek correcte mening.

1 gedachte over “Zestig jaar geleden werd Congo onafhankelijk (deel I)”

  1. Leuk artikel.
    Komt dit ook op de tafel van de Congo-commissie?
    Er is een recent artikel waarin een kardinaal pleit voor een retour van de/alle ‘ evolues’ ( geen accent beschikbaar).
    Ware dat geen mooie financiële transfert ?

Plaats een reactie

Delen