Uit een audit van het Rekenhof blijkt dat de vernieuwde kaaimantaks – 2.0 – makkelijk te omzeilen blijft. Er komen een aantal belangrijke knelpunten naar voren bij toepassing van de regelgeving. De taks werd ingevoerd om belastingplichtige Belgen met een (postbus)bedrijf in het buitenland toch belastingen te laten betalen in België.
Zo is de taks in de eerste plaats al niet van toepassing als de Belgische belastingplichtige-oprichter België definitief verlaten heeft en dus geen Belgische rijksinwoner meer is. Of iemand effectief in het buitenland woont, is moeilijk te controleren. Concreet gaat het bijvoorbeeld over rijke Belgen die niet meer in ons land wonen, maar in Zwitserland of Monaco. Daarnaast is het voor fiscale controleurs moeilijk om Belgische belastingplichtigen als oprichter van een buitenlandse juridische constructie te kwalificeren.
De kaaimantaks 1.0 kon relatief eenvoudig omzeild worden via zogeheten dubbelstructuren (‘ketenconstructies’) om zo de band tussen de Belgische oprichter en de buitenlandse juridische constructie te doorbreken. De kaaimantaks 2.0 is expliciet op die dubbelstructuren van toepassing gemaakt door de invoering van een fiscale ‘toerekeningsfictie’. Het volstaat echter om een gewone vennootschap die geen juridische constructie is (bv. een Luxemburgse Soparfi) bovenaan in de keten te schuiven om de band tussen de Belgische oprichter en de juridische constructie te doorbreken en zo opnieuw aan de toepassing van de kaaimantaks te ontsnappen.
Lees hier meer over de kaaimantaks: