Uncategorized

Kerst-Mis

Jan Neckers

Mag ik iets persoonlijks schrijven? Herinneringen uit die verre tijd toen Kerstmis nog een godsdienstig feest was in plaats van een schranspartij met overbodige cadeautjes.

Het Patershof

Er is een reden waarom pseudo-links het woord ‘winterfeest’ wil doordrukken. Dat is niet alleen ter wille van de multicultuur, maar ook wegens de nooit helemaal verdwenen haat van vrijzinnigen (zegt deze alumnus van de VUB) tegenover het christendom. ‘Kerst’ betekent natuurlijk ‘Christus’ en ‘Mis’ spreekt voor zichzelf. Reden trouwens dat protestanten liever over kerstfeest spreken. Als u ooit in Mechelen komt, beveel ik een bezoek aan een moderne architectonische bijzonderheid aan: hotel Patershof in de Karmelietenstraat, waar ik als kind lang de middernachtmis bijwoonde. Het hotel is sinds 2009 gevestigd in de 19de-eeuwse kerk van de Franciscanen-Minderbroeders (in Mechelen ongeschoeide Karmelieten). Zet er één voet binnen – het is vrij te bezoeken – en heel het interieur toont nog altijd de oorspronkelijke functie van het tien jaar eerder ontwijde gebouw. Het hotel zegt dat de kerk zich weer in haar originele staat bevindt als de hotelfuncties verdwijnen. Naast de kerk stond een kloostergebouw met drukkerij dat nu in appartementen is ingedeeld en waar lange tijd een bloeiende kloostergemeenschap huisde. De ‘paters’, zoals ze in de volksmond heetten, waren feitelijk de parochiegeestelijken van een paar aanpalende straten waar ‘la basse classe’ (dat werd me ooit letterlijk gezegd) onder wie uw columnist woonde. We zagen nooit een parochiepriester van Onze-Lieve-Vrouw-over-de-Dijle, want die hadden het te druk met de gelovigen in de betere buurten, tot Bob Peeraer verscheen; nu al 66 jaar priester en stichter van het bekende Onze-Lieve-Vrouwkoor. Hij was zelf van eenvoudige afkomst en keek niet op ons neer. De paters bleven ook christelijk in zware tijden. In mei 1946 droegen ze om 6 uur ’s morgens een vroegmis op voor Fahnder Jan De Prins die een half uur eerder gefusilleerd was in kazerne Delobbe (waar nu het Dossin-museum staat).

Echte kaarsjes

Kerstmis begon altijd een paar dagen eerder. De kerstboom verscheen en dat betekende voor veel mensen in onze straat een dennenboompje; geen spar, want die was duurder. Het boompje werd opgetuigd, dikwijls met kleine kartonnen lantarentjes of huisjes die de kinderen zelf maakten. Ik behoor tot de laatste generatie die nog kaarsenhoudertjes met echte brandende kaarsjes op het boompje plaatste en ieder jaar hoorde je verhalen over branden. Dan werd het kribbetje gezet met figuurtjes en begon de discussie. Plaatsen we er de driekoningen bij die eerst op 6 januari arriveerden? Maar dan was het boompje al veel naalden kwijt; dus toch maar. Geen discussie over het kindje Jezus. Dat verscheen nooit.

Minder aangenaam was de kerstbiecht. Volgens de kerk niet verplicht (alleen bij Pasen), maar iedereen wilde toch met een rein en opgelucht gemoed ter communie gaan. Vooral kerstavond was sfeervol. Geen sprake van om in groep te bunkeren, want men moest vanaf 22 uur nuchter blijven als men die communie wilde ontvangen. De muziek op de radio was aangepast en ook de televisie deed zijn best. Iedereen bij de omroep (ook vrijzinnigen) respecteerde het christelijk karakter van die dagen; iets wat je vandaag niet uit de programmatie kan afleiden. Jaarlijks was er een kerstspel met klassiekers zoals “Waar de sterre bleef stille staan” van Felix Timmermans of “A Christmas Carol” van Charles Dickens. De weeïg zoete Amerikaanse speelfilms met die afschuwelijke Santa Claus waren onbekend.

Drie missen na elkaar

Dan was het tijd voor de middernachtmis; tot in de jaren ’60 in Mechelen een exclusiviteit van de paters. Mensen die een stoel wilden, arriveerden al om 23 uur. Om middernacht stonden de gelovigen rijen dicht in de zijbeuken. De gardiaan (kloosteroverste bij de minderbroeders) verscheen met een kindje Jezus in de armen en legde het in het kribbetje in de kerk. Uiteraard speelde het orgel op dat moment Stille Nacht. De mis begon en iedereen zong het “Adeste Fidelis” mee. Vlaamse Bewegers weten hoe samenzang een gemeenschapsgevoel geeft dat niet te evenaren is. De mis werd niet afgeraffeld en duurde door de vele communiegangers extra lang. De zware gelovigen bleven zitten of vonden eindelijk een stoel, want er werd direct een tweede en een derde mis opgedragen. Wij gingen braaf naar huis en als kind was het mijn taak om eindelijk het kindje Jezus in het kribbetje te leggen. Er was ook nog een klein taartje en naar bed. Pakjes en cadeautjes waren er niet, want dat fenomeen verscheen eerst midden de jaren ’60 in het arbeidersmilieu.

Bondgenoten secularisatie en commercie

Ik ben een kind van het rijksonderwijs en de schoolstrijd. De helft van de klas in het atheneum volgde ‘zedenleer’ en het ging daar dikwijls meer over die bijgelovige katholieken en hun idiote rituelen dan over morele keuzes. Onze godsdienstleraar-priester kende de tegenstanders, want op de leraarsfoto’s zat hij naast de prefect, de grootmeester van een vrijmetselaarsloge die “Doe beter voor godsdienst” in mijn rapport in de retorica schreef. De priesterleraar vertelde al op ons twaalfde dat we wel degelijk op een hostie mochten bijten, dat Jezus in de realiteit zonder lendendoek aan het kruis hing en niet op 25 december geboren was, want die datum stamde af van het Germaanse joelfeest. Over de Romeinse traditie van de Saturnaliën met hun uitspattingen rond diezelfde tijd sprak de leraar niet, maar we waren gewapend om de ongelovigen te trotseren.

Bij het kerstfeest hoorde ook een bezoek aan Brussel om naar ‘de lichtjes’ te kijken die in de provinciestadjes nog niet schenen. We gaapten in Bruxelles/Petit Paris naar de prachtige dingen in de uitstalramen van de oude Innovation in de Nieuwstraat, want daar was de commercie al begonnen. Alles was zoveel mooier en chiquer in die hoofdstad met zijn grote stijlvolle gebouwen. Bejaarde Brusselaars worden boos als ze aan hun verloederde stad denken die sinds de Wereldtentoonstelling in 1958 het slachtoffer werd van een kaalslag.

Rond 1964 begonnen de consumptiemaatschappij en ‘de feesten’. Het katholieke hiernamaals werd verruild voor het materiële hiernumaals en Vlaanderen seculariseerde. Niet langer zong Mario Lanza “The first Noel” op de radio. Bij Simenon luisterde commissaris Jules Maigret nog naar “Minuit, chrétiens” door tenor Georges Thill. Die werd ook vervangen door “Petit Papa Noël, quand tu descendras du ciel” met een zak geschenken. Alleen de kerstkaartjes overleefden lang. Tot de digitale revolutie ook deze traditie de nek omwrong. Het gruwelijk virus heeft één klein voordeeltje: de terugkeer van de stilte van de jaren ’50.

PAL Nieuwsbrief

schrijf je gratis in

Blijf op de hoogte met onze dagelijkse nieuwsbrief




Historicus Jan Neckers is een graag gelezen auteur op PAL NWS en 't Pallieterke. Jan kreeg vooral bekendheid als journalist en producer van historische reeksen bij de openbare omroep. Neem even een stapje terug van de waan van de dag, en ontdek tal van interessante artikels over kunst en geschiedenis.

Plaats een reactie

Delen